Deiormatiemetingen 51 door K. Wagenaar, technisch ambtenaar bij de landmeetkundige afdeling van Openbare werken der gemeente Dordrecht. Inleiding De gemeente Dordrecht bestaat over vrijwel de gehele oppervlakte (circa 24 km-) uit een dusdanig slappe ondergrond, dat bijna elk gebouw moet worden onderheid. Vroeger is dit meestal achterwege gelaten, tengevolge waarvan in de oude stadskern vele gebou wen aan verzakking onderhevig zijn. Dit is een der redenen waarom de binnenstad sa- neringsrijp is. En deze sanering is reeds be gonnen. Rond deze stadskern vindt men de in het algemeen jongere bebouwing, die gedeelte lijk wel en gedeeltelijk niet onderheid is. Ook hier treft men verzakkingen aan, die reeds geleid hebben tot het slopen van enkele blokken woningen van ongeveer 50 jaar oud. In de nieuwste, in het algemeen naoorlogse wijken bevinden zich vrijwel uitsluitend on- derheide gebouwen, aan het bouwen waar van dan meestal een bodemonderzoek is vooraf gegaan (sonderingen). Ondanks deze maatregelen komen toch abnormale zettingen voor in sommige gebouwen. Om te kunnen constateren of deze al dan niet te tolereren zijn en zo niet, in hoeverre er maatregelen moeten worden genomen om verdere verzakkingen te ondervangen, zijn door onze dienst verschillende gebouwen onder regelmatige deformatiecontrole ge steld. Deze vindt voor wat de verticale defor matiecontrole betreft plaats door op alle kri tieke punten hoogtemerken aan te brengen, waarvan dan door middel van een doorgaan de waterpassing de hoogte wordt bepaald, uitgaande van zich buiten het zakkingsgebied bevindende hoogtemerken. Al naar gelang van de ernst van deze verzakkingen worden deze waterpassingen half-, een-, drie- zes- of twaalfmaandelijks herhaald. Vergelijking van de hoogten der merken verkregen uit twee opeenvolgende waterpassingen geeft een in zicht in de verticale zetting. Deze waterpassingen werden aanvankelijk uitgevoerd met de Zeiss Ni2 en de Dieperink- baak, maar na enkele jaren bleek uit de resul taten, dat het, per controlehoogtemerk gezien, heel moeilijk was na te gaan, wat de invloed was van minder nauwkeurige waarnemingen op de geconstateerde verzakking. Dit is wel logisch, aangezien met deze hulp middelen de standaardafwijking per km en kele waterpassing minstens x/i mm is, waar door het gevonden verschil in hoogte tussen twee opeenvolgende waterpassingen een standaardafwijking van 2,1 mm kan bevatten per km enkele waterpassing. Als oorzaken voor deze standaardafwijking hebben wij gevonden: le. De Zeiss Ni2 is minder geschikt voor dit soort waterpassingen omdat: a. dit instrument te gemakkelijk iets ontregeld is; b. het instrument voor korte afstanden een te dikke kruisdraad heeft; c. het beeld van de baak altijd enige trilling ondergaat tengevolge van de trilling der tuimelaar. 2e. De Dieperink-baak die wij in gebruik hadden, was onderaan niet geheel vlak en kwam niet over de gehele onderkant overeen met het nulpunt der baak en gaf door de brede afleeszone reeds bij zeer geringe afwijking van de verticale stand onnauwkeurige aflezingen. Toen dan ook tot ons het verzoek werd ge richt enkele gebouwen die onder monumen tenzorg vallen onder hoogtecontrole te nemen, waarbij het noodzakelijk was ook kleinere zettingen te constateren, moesten wij naar een andere oplossing zoeken. Deze hebben wij gevonden door het aan-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 3