C
L
afgerond op 0,5 mm, met de Dieperink-baak
geschiedde door één opnemer.
Nadat verscheidene waterpassingen aldus
waren uitgevoerd, bleken slechts de punten
A en F stabiel, C vrijwel stabiel, de overige
met letters aangegeven bouten min of meer
aan zetting onderhevig, doch minder dan de
flatgebouwen.
EV, D'W, D'X, DY, DZ, C'AA, C'AB,
doorgaande waterpassing C AD AG
B met daarna secundair gesteld C AE,
B AF.
De slaglengten varieerden van 10 tot 30 m.
Ook bij deze waterpassing werd een aantal
der controlebouten als tussenpunt genomen.
Steeds werd er voor zorggedragen, dat
2 C
Zoals ik reeds opmerkte, waren de resultaten
verkregen met de Zeiss Ni2 matig. In januari
1960 werd hier overgeschakeld op de Wild
N3 met twee kleine invarbaken. Dit was voor
mij aanleiding het patroon der waterpassing
te wijzigen, gezien de resultaten met de met
letters aangeduide bouten en omdat aan de
gehele zuidzijde woningen waren verrezen.
Aangezien A en F stabiel waren gebleken,
werden dit de twee uitgangspunten. De
waterpassing werd als volgt:
kringwaterpassing F H Q F met
daarna secundair gesteld G'K, G'L, GM, GN,
F'O en F'P.
doorgaande waterpassing F A,
doorgaande waterpassing F R AC C
met daarna secundair gesteld E'S, E'T, EU,
le. het instrument regelmatig tot op 0,1 mm
per 30 m nauwkeurig werd geregeld;
2e. zowel voor als na de tussenpunten de
overslagpunten, in tegengestelde volg
orde, werden afgelezen;
3e. de .overslagbaak" gedurende het ver
plaatsen van het instrument bleef opge
steld;
4e. alle punten der doorgaande waterpassing
werden afgelezen tot op 0,01 mm en alle
tussenpunten tot op 0,1 mm.
Bij het in gebruik nemen van de Wild N3
werd de controletermijn 3 maanden.
In fig. 6 ziet U een gedeelte van de als eerste
opgenoemde kringwaterpassing F F.
Hierbij ging het om een houtbewerkings-
54
G'
PATERSWEG
1
2
3
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
6
8
9
9
10
11
10
11
1 1
12
12
13
13
13
14
14
15
15
15
16
16
17
17
18
16
18
19
19
ZO
20
21
2
22
22
23
23
23
13
18
Z3
15
13
18
23
M
n
Fig. 3
Controlewaterpassing met plaatjes