fabriek, welke is gereedgekomen in 1957. Zij is vrijwel geheel opgebouwd uit geprefabri ceerde betonelementen en beslaat een opper vlakte van 150 X 25 m (zie fig. 4 en 5). De voor- en achtergevel bestaan uit betonkolom- teken t.o.v. deze verticaal werd gemeten. Bij latere herhaling is uit het gevonden ver schil tussen de resultaten van de eerste en de tweede meting de hellingswijziging af te leiden. lö Of men, welke per kolom zijn gefundeerd op een betonpaal (7,20, 46 en 59 op twee palen). Tussen deze kolommen zijn wand- en raam- elementen aangebracht zoals bij 10 te zien is. De dakbedekking rust op betonnen boog- spanten, gemaakt volgens speciale eisen ver band houdende met het produktieproces. Tussen de punten 1748, 1947, 2046 en 2640 en uiteraard tussen de punten 164 en 3035 bevinden zich verbindings muren van metselwerk. Reeds direct na het gereed komen bleek het gebouw zetting te vertonen. We besloten bij de punten 16, 49 en 35 hori zontale en bij alle genummerde punten ver ticale deformatiecontrole uit te gaan voeren. De horizontale controle bestond uit eenmaal per halfjaar nagaan of de genoemde hoeken Voor de verticale controle werden op de ge nummerde plaatsen op N.A.P. 5.50 pers- pexplaatjes aangebracht met plasticlijm. Deze werden doorgaand gewaterpast, zoals boven aangegeven. Hierbij werden de aflezingen per slag gedaan door twee technici. Opnemer 1 stelde op, las achter af en daarna voor; opnemer 2 las voor af en daarna achter. In de volgende slag deed opnemer 2 het werk van opnemer 1 enz. Bij elke volgende slag werd dus ge wisseld. Aldus verkreeg iedere opnemer een volledige doorgaande waterpassing, die hij berekende en vereffende. De vereffening is eerst als kringwaterpassing berekend rondom het gebouw beginnende en eindigende bij 7 (zie fig. 7), waarna 1453 en 2046 secundair zijn gesteld. gezien vanuit twee loodrecht op elkaar staande richtingen helden. Zo werd hoek 16 in het verlengde van 1716 en 6916, hoek 49 in het verlengde van 7449 en 4849 en hoek 35 in het ver lengde van 3435 en 3835 afgelood. Boven- en onderaan de gevels werden hier toe merktekens aangebracht. Het bovenste merkteken werd met de theodoliet afgelood, waarna de afwijking van het onderste merk- Tenslotte zijn de gevonden hoogten van op nemer 1 en 2 gemiddeld. Tijdens de water passing zelf vond slechts vergelijking van berekende hoogten plaats. Aangezien zich in wijde omtrek geen enkel punt bevond waarvan kon worden aangenomen dat het stabiel was, besloten we relatief te waterpassen, d.w.z. dat het minst aan zakking onderhevig zijnde punt (ev. punten) als uitgangspunt werd genomen. In 55 »3 \4 15 16 1718 19 20 21 22 23 24 25 26 27 26 SO Fig. 4 64 63 61 60 39 58 57 56 55 54 53 52 51 SO t]6 47 46 45 44 ,93 93 4Q 5fl 55 10 II 12 13 14 15 68 69 18 19 20 21 22 23 24 25 26 2 7 2fl SO

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 7