eerste instantie werd van punt 7 veronder
steld, dat het stabiel was. Bij de volgende
waterpassingen bleek dit echter tot gevolg
te hebben dat verschillende punten „stegen'
Bij de derde waterpassing bv. waren de pun-
uitgangspunten aangenomen en alle hoogten
met deze „stijging" verminderd. Bij de vierde
waterpassing kwamen de punten 11, 12, 26.
27, 28, 31, 32 en 57 als uitgangspunten naar
voren.
r
9
oZ/afï
ten 9, 63, 64 en 65 het meest „gestegen".
Het gemiddelde van deze „stijging" werd
aangenomen als de „zakking" van punt 7;
m.a.w. de punten 9, 63, 64 en 65 werden als
Bij deze methode van werken wordt dus
alleen de relatieve zakking geconstateerd,
hetgeen ook voldoende is voor het beoogde
doel. nl. het constateren van en het onder-
56
INSTR:Wit<dN$ BAAK. Invart>aah WAARN: h/atyenaar DATUM\3-/0-/f6o
ACHTER
VOOR
HOOGTEVERSCH
OF
VIZIERLIJN
VOORLOPIGE
HOOGTE tov.
NAP
N'w.k
PUNT
CORR
DEFINITIEVE
HOOGTE t oy
NAP
Z~
O 7Ó7 00
SO
Q.9//4$?
/2
X 004
O. <92 *4/
G
O 6 O 3 3$
O. sz <s
O 07444
0 SO 33S
G'
CP.t?QSa4
/O
O S2 74
O OS 637
77
72
a °S
w
'yT
7
v/
V
a// 7a
k?
2
7
P
v/
2
/.?/77
O SS 3
7/
-Q437/9_
3
/-0ÓO/Z
-73.
2/
2La6<2J3—
2
06 <93
2
7. O.S44
VÓ70
77
2
a/77
7S
24
onc/er/zre:
Z/ky roc/z-
L-M-A/-6
c/c. kva£er,
•,<C7SS/7/y F
7<9-73-£
7/7 7 <9.
éoé
77
3 Y/er
7/ 72 OS
43S3S
7 06 S3
<9
O.s/f 7
0.76 6'zo_
_k£—
CLzézj>M-
74.37SSf-
xyy9za
SC/77/
'"77
z6..1/-£2-<<V—
Fig. 6
Fig. 7
RESUMPTIE
Wagenaar
Neerings
V
vv
Gemidd.
Corr. v. d.
relatieve
waterp.
vastgestelde
hoogte
N.A.P.
7
5.50137
5.50137
0
5.50137
X 75
5.50112
4
16
8
5.50019
5.50023
4
5.50021
X75
5.49996
4
16
9
5.50118
5.50126
8
5.50122
X75
5.50097
3
9
10
5.50142
5.50147
5
5.50144
X 75
5.50119
5
25
11
5.50121
5.50121
0
t
1
5.50121
X75
5.50096
12
5.50195
5.50194
1
1
I
5.50194
X 75
5.50169
2
4
13
5.50093
5.50090
3
5.50091
X 75
5.50066
v/ia'
a C/7/2S7
BAAKP/aat/es WAARNIVayeaaaf DATUM22- <S-/?6<?
X yfSSS
SO/3/.
S. SQOZG
S.SC? 73
3.so o/
Xjps.f. S.S^P/ZS
.so/ys
C. C?<PS?S
s soaoy
S 4????
S 4?<?£<S