Plaatst men de microscoop precies boven B, en
staat dan de nonius N„ precies op 0, dan zal,
als men Na op de eindaflezing van de meetlijn
instelt, de microscoop niet precies op E staan
tengevolge van de krimping van het papier.
Om de correctie die men aan de fijnregel-
schroef moet geven te bepalen, maakt men met
zacht potlood op de kop daarvan een verdeling
in 10 delen. Daartoe maakt men deze kop met
amarilhoudend gummie wat dof (zie fig. 2).
Nu kan men, als men bij het begin de 0 boven
zet, gemakkelijk nagaan, hoeveel omwente
lingen de schroef Fa moet maken om bij de
eindstand E de krimpingsfout te corrigeren. Is
de correctie b.v. 1,7 omdraaiing, dan legt men
de papierstrook P tussen de schoenen, geeft de
begin- en eindstand van het wijzertje W aan,
en verdeelt de onderlinge afstand in 17 gelijke
delen, hetzij door het op een nomogram (zie
fig. 3) te leggen, hetzij op het oog. Maakt men
zulke papierstroken ter lengte van de afstand
tussen de schoenen in voorraad, dan kan men
ze gemakkelijk met twee geribbelde stukjes
plakstrook aan de schoenen bevestigen, zodat
ze niet verschuiven.
Begint men nu met de kaartering, dan kan men
met behulp van de verdeling op de strook en
de wijzer W geleidelijk de schroef Fa verder
bijdraaien en zo de krimpingsfout corrigeren.
Is de meetlijn van rechts naar links gemeten,
dan stelt men de microscoop op de eindaflezing
boven B, tekent op de schroef F de verdeling
(met 0 boven), stelt nu de nonius Na op af
lezing 0, en gaat na, na hoeveel omdraaiingen
van Fa de microscoop boven E staat. Nu moet
men, kaarterend van E naar B, de schroef Fa
terugdraaien.
Het afleesbaar maken van de stand van Fa
is ook mogelijk door een wit kartonnen schijf
je te maken (zie fig. 4) met cijfers van 0 tot 9.
Het midden ponst men er b.v. met een kurk-
boor uit, en beplakt het dan met klevend cello-
faanband. Zo'n schijfje kan men telkens in
een andere stand op de kop van Fa plaatsen.
Heeft de kop van Fa een vorm, die zich daar
toe leent, dan kan men ook een uitgehold ci
lindertje om de as leggen, b.v. van kurk met
wit papier omplakt, dat met enige wrijving om
de as draait (zie fig. 5). Dat leest ook gemak
kelijker af. Het is ook mogelijk door middel
van een schroefje en een plat stalen veertje
een metalen verdeelplaatje op de kop van Fa
aan te brengen dat met enige wrijving kan
worden gedraaid (zie fig. 6).
Op deze manier werkt men veel gemakkelijker,
en zonder kans op vergissingen, dan wanneer
men telkens de krimpingscorrectie moet bere
kenen en aftrekken.
Kadaster en Landmeetkunde
In „De Azteken" van Greda E. G. van
Giffen-Duyvis wordt op blz. 143 medege
deeld, dat in de enkele hiërogliefenboeken of
codices, die uit de tijd der Azteken bewaard
zijn gebleven, ook topografische documenten
voorkomen (landkaarten, plattegronden met
voorstellingen van het landbezit). Op som
mige gegevens vindt men afmetingen van be
paalde stukken land en ook van de aard van
de bodem. Zij zijn (bij de Spanjaarden) be
kend als „Lienzo". Ook Cortes kreeg een
landkaart mee naar Honduras in 1524. De
kaarten zijn vervaardigd van hertenleer of
94
fig 4
fig.2
40cm
fig.3
1=1 fig.5 f'9 6
in de Literatuur
door W. Koopmans. Oud-Ambtenaar
van het Kadaster