hem gewelddadig rondjoeg. Pythagoras komt
uit empirische en speculatieve overwegingen
tot de gedachte dat de aarde een bol is. De
bolvorm is eenvoudig en besloten en zichzelf
overal gelijk. Zij combineert de grootste in
houd bij het kleinste oppervlak. Hij vergelijkt
de aarde met het menselijk schedelgewelf en
het hemelgewelf. De aarde moést dus wel
rond zijn. Aristoteles gaf als aardomtrek
400.000 stadiën, een bedrag dat slechts 185 m
mis is! Verrassend modern is de bijbelse ge
dachte van de vrij hangende aarde, niet meer
gesteund door Atlas, pilaren, schildpadden
enz.: ,,Hij hangt de aarde aan een niet.-'
(Job 26 7).
De antieke kosmologie dacht dus primair in
kwaliteiten. In de laatste tweeduizend jaar
veranderde de aarde van een godin in een
meetbare klomp materie en dit proces noemde
men vooruitgang.
Het object
De aarde is een afgeplatte bol. De sferische
vorm is een gevolg van de draaiing. De af
platting van 1/297ste maakt dat men in Zwe
den 900 meter verder moet reizen voor één
graad dan aan de evenaar. De polen zijn 21,5
km dichter bij het aardcentrum. De lengte van
de secondeslinger is daarom op de pool 996,22
mm en aan de equator 990,97 mm. De aard-
massa oefent zwaartekracht uit, welke niet
overal gelijk is. De centrifugale kracht neu
traliseert de zwaartekracht enigszins. Doordat
de zwaarste delen gezonken zijn heeft het in
wendige van de aarde een hogere dichtheid
dan staal. Gebergten „drijven" in deze onder
grond (isostasie). De richting van de verti
caal wijst in het algemeen niet naar het mid
delpunt van de aarde (ellipsvorm, loodafwij-
king). De afwijking van het schietlood kan bij
gebergten en breuklijnen in oceanen tot 40
seconden bedragen. De noord- en zuidkust
van Porto Rico (eigenlijk een bergtop in de
oceaan) liggen 50 km van elkaar. De lood
lijnen maken evenwel een hoek van 50 secon
den met elkaar. De astronomische breedte
waargenomen poolshoogte) wordt dus
gecorrigeerd op stationsafwijking en herleid
tot de standaardsferoid voordat zij geschikt is
voor topografische projectie.
Doordat de aarde een ongeveer vaste korst
heeft is zij meetbaar. De internationale ellip
soïde die berustte op metingen van Hayford
(1924) gaf als equatorstraal 6.378.388 m, en
voor de polaire straal 6.356.912 m, beide plus
of min 150 m. Graadmeting in 1954 van Fin
land naar Zuid-Afrika leverde op 6.378.260
m. De nauwkeurigheidsgrens met orthodoxe
instrumenten is hiermee bereikt en wel om de
volgende redenen. De gevonden bedragen
hangen af van een aantal definities zoals leng-
teëenheid, zeeniveau, atmosfeer, temperatuur
enz. Uit gegevens verkregen van de in maart
1958 gelanceerde Explorer IV blijkt, dat aan
de noordpool het zeeniveau 15 m hoger ligt
dan tot nu toe werd aangenomen en aan de
zuidpool ca. 15 m lager. Reeds langer was
bekend dat de waterspiegel aan de kusten
der vastelanden iets hoger staat dan te ver
wachten is (cohaesie). Een definitie van mid
delbaar zeeniveau is dus moeilijk. De meter,
hoewel tegenwoordig gedefinieerd als
1.650.763,73 golflengten in vacuüm van de
oranjerode spectraallijn die door krypton 86
wordt uitgezonden, is bij triangulatie nog
steeds een fysische maat, waarin de aardom
trek slechts met een betrekkelijke nauwkeurig
heid kan worden uitgedrukt.
Verder is de aarde zelf aan veranderingen
onderhevig. Ook de „vaste" aardkorst onder
gaat dagelijks een verschil in eb en vloed van
gemiddeld 68 cm. Door neervallend stof uit de
kosmos wordt de aarde jaarlijks 14.300.000 kg
zwaarder. De wrijving van de getijden ver
lengt de dag iedere eeuw met ongeveer 1/1000
sec (berekend aan de hand van oude zons
verduisteringen). Het komt verder voor dat
de zon en de sterren tot 20 sec vooruitlopen
op hun berekende positie en dan weer terug
lopen. Dit is het gevolg van veranderingen in
de diameter van de aarde (uit inwendige oor
zaken) die enkele decimeters bedragen en de
draaisnelheid beïnvloeden. De aardas schom
melt en beschrijft kleine kegeltjes, wat wordt
geconstateerd door gelijktijdige breedteveran
dering in tegenover elkaar liggende stations.
In één jaar werd te Berlijn en Honoloeloe een
poolshoogteverschil van ééntiende sec gevon
den. De maximale afwijking is viertiende sec.
De periodieke uitslag van de pool bedraagt
(aan het aardoppervlak gemeten) 7a 8 meter,
en hangt samen met de seizoenen en meteoro
logische omstandigheden. Al deze feiten ma
ken exacte metingen uiterst moeilijk en wor
den er omgekeerd juist door geconstateerd.
Het wereldbeeld wordt dus door de geodesie
gevormd en maakt haar anderzijds eerst
mogelijk.
Voor het beschrijven van de aarde wordt een
wiskundig model gebruikt dat als identiek met
het object wordt beschouwd. Het reële op
pervlak gevormd door gemiddeld zeeniveau
heet geoïde. Dit is een gesloten figuur die in
alle punten loodrecht op de verticaal staat.
135