Het licht
An sich is licht materie, een fotonenstroom.
Omdat het licht massa heeft zullen andere
massa's het aantrekken, ofwel het licht zal
„vallen". Daar het licht zeer snel is, kan het
effect bij metingen op aarde verwaarloosd
worden: de invloeden van refractie en ondu
latie zijn veel groter.
Voor ons is het licht een golf. Het licht als
golfverschijnsel heeft breedte, en dit heeft
straalbreking tot gevolg bij verandering van
medium. Wanneer een troep soldaten in
schuine richting op een waterplas aanloopt,
waarin de marssnelheid lager is, dan zal de
looprichting „breken" op de waterkant om
dat de militairen in het gelid blijven. Evenals
bij het licht is de brekingshoek afhankelijk
van de snelheid in de twee media. De meeste
optische instrumenten maken gebruik van
lichtbreking.
Een nog onverklaard feit is, dat het licht een
golfverschijnsel is en tegelijk het karakter van
deeltjes heeft (beginsel van complementari
teit). Deze dualiteit is een taalkundig ver
schijnsel. Het is een voorbeeld waaruit blijkt
dat de taal de werkelijkheid niet dekt. Licht
is zowel het een als het ander en noch het
een noch het ander. Idealisten zullen het licht
een golf noemen, een idee en immaterieel.
Materialisten daarentegen spreken over licht
als een ding, als zwerm materiedeeltjes met
een partikelstructuur en met massa enz. Deze
tweedeling treffen we in iedere wetenschap
aan; ook de indelingen van dit artikel berusten
er op.
Het oog
Met het oog gaan we over van de fysica naar
de fysiologie. De bijbelse uitspraak „Er zij
licht" is fysiologisch onjuist. Objectief gespro
ken was er licht vanaf de eerste scheppings
dag, maar subjectief gezien was er pas licht
na het ontstaan van de eerste levende wezens
met lichtgevoelige organen. Nog preciezer
was er pas licht in onze betekenis toen de
eerste mens articuleerde: „Kijk, het is licht."
Het licht roept het oog op. De zon is in het
oog gestroomd (Plato). Hazelwormen ont
wikkelen pas ogen als ze in het licht gekweekt
worden. Goethe zegt terecht:
War nicht das Auge sonnenhaft,
Die Sonne könnte es nie erblicken.
Het oog is niet alleen zonnig, maar ook „aar
dig". Het menselijk oog is aangepast aan dat
gedeelte van het spectrum, waarvoor onze at
mosfeer (met een toevallige structuur) maxi
maal doorlaatbaar is.
De zintuigen zijn hulpmiddelen van het orga
nische leven. Bij zijn ontplooiing is de élan
vital verschillende richtingen uitgegaan. Som-
mige planten hebben reeds een oog. Waanneer
de lens teveel zonnestralen opvangt klapt de
plant de bladeren in. Door heel het dierenrijk
zien we ogen optreden in een menigte con
structies (fotoreceptor, facetoog enz.). Het
oog van de mens ziet niet meer dan dat van
het dier, veelal minder. Men ziet dan ook niet
met het oog, maar met het bewustzijn. Het
zien is eigenlijk een kenverschijnsel dat los
staat van de zintuigen (inzien). Als men een
ziener is heeft men geen oog nodig; de ziener
in Griekse treurspelen was gewoonlijk blind.
Overigens wordt aan de zintuiglijke waarne
ming grote waarde toegekend. Wat men met
eigen ogen gezien heeft is waar.
Het waargenomene wordt door de ogen aan
de hersenen doorgegeven waar het bewust
wordt. Wat we zien wordt vergeleken met de
indruk die we van de wereld hebben door ons
te bewegen en voorwerpen aan te raken (tast
zin). Het is dan ook onjuist dat foto's, geno
men door het oog van een hond zouden be
wijzen dat het dier in een andere wereld leeft.
Door verifiëring met zijn tastzin leert ook het
dier een adequaat wereldbeeld te ontwerpen.
Het denken corrigeert dus elke waarnemings
inhoud. Een stok in het water lijkt gebroken.
Wat veraf is lijkt klein, maar de metende
geest kent de ware grootte.
In een leerboek der optica kan men lezen dat
het menselijk oog werkt als een fototoestel.
De werkelijkheid is, dat foto's leesbaar zijn
als het fototoestel op dezelfde wijze als het
oog werkt. Het is dan ook mogelijk waarne
mingen door foto's te vervangen. Men kan
hierbij de standplaats van het oog ver
plaatsen (luchtfotogrammetrie) of moeizame
waarnemingen bekorten: In Canada worden
bergen gekaarteerd uit terrestrische, uit ver
schillende hoeken genomen foto's.
De waarneming
Het licht en het oog maken samen de waar
neming mogelijk. De hier te ontwikkelen
waarnemingsleer is psychologisch (in tegen
stelling tot die in de H.T.W.). Zij behandelt
de moeilijke vraag naar het ontstaan van de
voorstellingen. Van de waarneming is geen
absolute kennis mogelijk. Telkens wanneer ik
probeer na te gaan hoe iemand iets waar
neemt, wordt de waarnemer als waarnemer
137