260 worden verloren. Minder vliegkilometers zul len ook minder kosten betekenen. Tenslotte wijzen we ook nog op de mogelijk heden van de vergroting van foto tot kaart in de aanwezige instrumenten. Alhoewel in sommige instrumenten een 20-voudige ver groting tot stand gebracht kan worden, zal men zelden een meer dan 5- a 6-voudige ver groting toepassen. Is de opnameschaal vastgesteld en de camera gekozen dan kan uit de afmetingen van de te maken foto's de breedte van de te fotogra feren strook op het vliegplan worden vast gesteld en tevens bepaald worden hoeveel stroken er naast elkaar moeten komen om het gehele terrein zodanig met foto's te overdek ken dat de naast elkaar gelegen stroken nog een overlapping hebben van ongeveer 250 a 300 m, al naar gelang de schaal van de foto's en de aanwezigheid van goede navigatie- mogelijkheden. Het midden van elke vliegstrook wordt op het vliegplan voorgesteld door een rechte lijn en daarmede is het vliegplan klaar. Nu moet, zoals we eerder ook reeds zagen, elk model, dat uit twee elkaar overlappende foto's wordt gevormd, behoorlijk aan de grondslag- punten van de kaart kunnen worden vastge legd, of, zoals we het reeds noemden, elk model moet op de kaart kunnen worden in gepast. Hiervoor is het gewenst, dat elk model 4 punten bevat, waarvan de ligging op het kaartblad bekend is. De punten kunnen het beste zo worden gekozen dat het te kaar teren gedeelte binnen de figuur ligt, die door die 4 punten wordt gevormd. Dergelijke pun ten noemen we fotogrammetrische paspunten en zij vormen de grondslag voor de kaar- tering. Het aantal van deze paspunten kan natuurlijk belangrijk beperkt worden, wanneer ze in de overlappingen van de modellen val len. Hiermee bedoelen we dan zowel de over lappingen der modellen in de strook als ook die van de stroken onderling (zie fig. 1 -1- r i i Fig. 1 Paspunten moeten punten zijn die duidelijk op de foto te zien zijn en, indien nodig, in het terrein goed kunnen worden teruggevonden. In de loop van deze dag zult u ongetwijfeld horen welke punten daarvoor zoal in aanmer king komen en ook, dat tegenwoordig vaak gebruik wordt gemaakt van witte signalen, soms in de vorm van ronde schijven met een diameter die zodanig wordt gekozen dat het punt goed zichtbaar op de foto komt en waar op met het meetmerk precies centrisch is in te stellen. De signalen zullen dus voor het vliegen in het terrein moeten worden uitgelegd of aange duid. Op het vliegplan hebben we reeds de vlieglijnen getrokken. Precies midden tussen deze lijnen in trekken we de signalenlijnen. Legt men nu de signalen uit op deze lijnen, dan kan men er vrijwel zeker van zijn, dat de afbeeldingen ervan op de foto's van beide vliegstroken voor zullen komen. Daar we bij het maken van het vliegplan rekening hebben gehouden met een overlapping van plm. 250 m zouden we de vrijheid hebben nog plm. 100 m buiten deze lijn een signaal neer te leggen. Maar dan moet de navigatie precies over de aangegeven vlieglijn plaats vinden. Hierop mogen we nooit rekenen. Vooral bij moeilijk terrein. We dienen er voor alle zekerheid voor te zor gen dat de signalen zo dicht mogelijk bij de lijnen worden aangebracht. Ook bij enkel voudige vliegstroken is de afstand van de signalenlijn tot de vlieglijn dezelfde als bij naast elkaar gelegen stroken en kan deze dus vooraf worden bepaald. Moeilijker is het echter uit te maken met welke onderlinge afstand de signalen op de lijnen moeten worden aangebracht om te be reiken dat er tenminste vier signalen, d.w.z. twee van elke lijn, in het model terecht zullen komen. Deze onzekerheid ontstaat, doordat men nooit precies weet waar ergens op de vlieglijn met het maken van de foto's wordt begonnen. Om zekerheid te verkrijgen, dat in elk model een voldoende aantal signalen zal vallen, kan men verschillend te werk gaan. Men kan de signalen op een afstand van elkaar plaatsen die gelijk is aan de basislengte of eenvoudig gezegd: de afstand tussen de middens van twee opeenvolgende foto's (zie fig. 2). Op de vlieglijn laat men nu zoveel foto's maken als in de beschikbare tijd moge lijk is en achteraf zoekt men die foto's uit, waarop de signalen zo gunstig mogelijk zijn gelegen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 12