262
de foto's, bijv. met behulp van een klein cir
keltje, precies de ligging van de geplaatste
signalen aan te geven. De buitenman is daar
voor de meest aangewezen persoon, daar hij,
ook al komen er meer witte punten op de
foto's voor door bijv. een weggeworpen krant
of doos, toch precies weet of weer na kan gaan
welk punt de afbeelding van het geplaatste
signaal is. Hij dient het zo nauwkeurig aan te
duiden, dat voor de fotogrammeter vergissin
gen tot een minimum beperkt blijven.
Op de glasafdrukken worden nu ook de sig
nalen aangegeven en tevens gecontroleerd of
er voldoende zijn afgebeeld en ze op de juiste
plaatsen voorkomen. Zo nodig worden aan
vullende punten gekozen en aangegeven.
Er wordt een overzicht van de strook met alle
daarin voorkomende punten geschetst en
daarna worden deze glasplaten en de verdere
bescheiden aan de fotogrammeter op de af
deling instrumenten afgegeven.
In het begin heb ik reeds genoemd, dat van
de paspunten de coördinaten bekend moeten
zijn teneinde het model op de kaart te kun
nen inpassen en zonodig een waterpassing uit
te kunnen voeren. Nu is het beslist niet nodig,
dat deze paspunten, dus de signalen, allemaal
aan de grondslag worden vastgemeten in het
terrein.
De bepaling van de coördinaten van de pun
ten kan n.l. ook langs fotogrammetrische weg
worden uitgevoerd. Het is niet mogelijk om in
dit korte tijdsbestek de diverse fotogram
metrische methoden daarvoor te bespreken.
Bij de puntsbepaling door middel van opname
paren, dus met behulp van de gevormde
ruimtemodellen, is het gelijk maken van de
schaal van een model aan die van zijn voor
gaande, wel een zeer belangrijke factor. Daar
om wil ik hier de schaaloverdracht nog even
in het kort vermelden.
Doordat de modellen onderling een overlap
ping hebben, is het mogelijk de schaal van het
volgende model gelijk te maken aan die van
zijn voorgaand door in de overlapping een af
stand tussen twee overeenkomstige punten ge
lijk te maken. Dit kan men bereiken, zoals ook
reeds werd aangetoond, door verplaatsing van
de projector langs de basis-lijn. Deze schaal
overdracht wordt meestal uitgevoerd als de
z.g. hoogte-overdracht en wel, door de lengte
van de loodlijn uit de lens in het ruimtemodel
neergelaten in beide modellen gelijk te maken
(zie fig. 5). Zo kunnen achtereenvolgens alle
ruimtemodellen van een vliegstrook op de
zelfde schaal worden gebracht en kunnen de
Fig. 5
punten, door hun ligging in de overlapping,
waardoor hetzelfde punt gemeenschappelijk
wordt voor twee modellen, in één coördina
tensysteem worden uitgedrukt.
Daar naast elkaar gelegen stroken gemeen
schappelijke punten hebben kunnen we trans
formatieformules opstellen en alle coördinaten
van alle punten naar één dezer systemen
transformeren. Doordat in de stroken ook
punten voorkomen, waarvan tevens de terres-
trische coördinaten bekend zijn kan tenslotte
het gehele blok naar het definitieve stelsel
worden getransformeerd.
Als de coördinaten van de punten bekend zijn,
kunnen de bladen worden aangelegd. De lig
ging der bladen wordt vooraf bepaald in ver
band met de ligging van de modellen en op
een topografische kaart 1 10000 aangegeven.
Zo n kaart, waarop de ligging van de foto's
zowel als van de te tekenen bladen is aange
geven en eveneens alle paspunten op de juiste
plaats zijn geschetst noemen we een over
zichtskaart. Ze wordt met de te tekenen bla
den bij de instrumenten afgegeven.
De waarnemer leest eenvoudig uit de over
zichtskaart af welke modellen op een bepaald
blad vallen en welke paspunten ter beschik
king zijn. Zo worden op de bladen de mo
dellen stuk voor stuk ingepast en de beeld
inhoud getekend.
Het ligt voor de hand dat niet alle terrein
details even goed te zien zullen zijn op de
foto's. Daardoor is het mogelijk dat de kaart-
inhoud onvolledig wordt en een aanvulling
behoeft. Er zal een naverkenning van het
fotogrammetrisch blad noodzakelijk zijn om
de kaart te completeren. Het verdient aanbe
veling de bij te meten situatie vast te meten
aan punten waarvan de coördinaten langs
fotogrammetrische weg zijn bepaald teneinde
de kaart homogeen te houden.