lucljilaarterind
'j
263
door W. L. Lievaart, civiel landmeter, Ingenieur bij de Landmeet
kundige Dienst van de Gemeente Rotterdam
voordracht gehouden op het N.G.I..-congres, Delft, 13-10-'61
Paspunten zijn op de luchtopname identifi
ceerbare terreinpunten, waarvan de coördi
naten bekend zijn of worden. Zij vormen de
grondslag van de kaart en zijn noodzakelijk
voor een mathematisch juiste afbeelding van
de gefotografeerde terreinvoorwerpen.
Wat de keuze van paspunten betreft zijn er
2 mogelijkheden:
a. eerst de luchtopname maken; hierop goed
de identificeerbare punten aangeven en
deze in het terrein terugzoeken en inmeten.
Deze methode wordt in Nederland weinig
gebruikt.
b. Vooraf de punten markeren door schijven.
In Nederland gebruikt men witgeverfde
aluminium schijven met een diameter van
15 a 30 cm bij fotoschaal 1 6.000 a 1
10.000 of wit geverfde vierkante hard
boardschijven.
Voordelen van gesignaliseerde punten zijn:
le. gemakkelijk op de foto terug te vinden;
2e. beter in het kaarteringsinstrument te ver
werken bij ruimtetriangulatie;
3e. met weinig moeite kan men door deze
triangulatie terreincoördinaten bepalen
van een aantal punten die gebruikt wor
den ter verdichting van de terrestrische
grondslag nodig voor aanvullende ter-
reinopmetingen of voor het verrichten van
uitzettingen van nieuwe terreinsvormen
bij uitbreidingsplannen of ruilverkaveling
(numerische fotogrammetrie)
De paspunten zijn naar het doel waarvoor zij
dienen in soorten te onderscheiden, o.a.:
le. paspunten nodig voor het aan elkaar aan
sluiten van de ruimtemodellen gevormd
door beeldenparen (strookstelsel)