271 gemaakt worden welke opdracht eerst uitge voerd kan worden. Wordt echter een „op het oog" gunstig lijkend weerbeeld verstrekt, dan wordt hierop gestart. Toch blijkt maar al te vaak dat er vele factoren kunnen optreden waardoor fotografie niet mogelijk blijkt, zodat een vergeefse vlucht niet tot de uitzonderingen behoort. Bij de vluchtvoorbereiding hebben wij ook de medewerking nodig van hen die de opdrach ten tot luchtfotografie verstrekken. Indien zij er in slagen om aan het begin van het op nameseizoen hun wensen kant en klaar te hebben, wordt voor het opnamebedrijf de spreiding om de werkzaamheden naar deze wens uit te voeren, zo gunstig mogelijk. Overleg over gebruik van soort camera, eisen t.a.v. zijdelingse en langsoverlaj) moet ten slotte leiden tot een goed onderling begrip van de mogelijkheden, het beste resultaat en zo mogelijk tot het coördineren van opdrach ten tot luchtfotografie. Bij de „vluchtuitvoering" moet voorop staan dat aan de kwaliteit van het fotobeeld bij fotogrammetrisch gebruik zeer hoge eisen worden gesteld. Om tot het beste resultaat te kunnen komen, is het volgende weerbeeld ge wenst: a. een wolkenloze hemel met goed verti~ caal en horizontaal zicht. b. een geheel gesloten dun wolkendek op grote hoogte. Hierbij is fotografie moge lijk zonder zon, hetgeen vooral bij stads- kaartering voor de fotogrammeter het voordeel geeft dat de slagschaduwen vrij wel ontbreken. Waar de vlieghoogten in Nederland door de differentiatie in gewenste opnameschalen, variëren van 300 tot 4200 meter, is het ontbre ken van remous een wens welke zowel voor a als b geldt. Voor de lagere vlieghoogten komt het echter zelden voor dat er geen remous is. Vele jaren ervaring hebben ons geleerd dat, indien alleen gefotografeerd zou worden bij de zelden voorkomende weerssituatie a of b, zelfs bij gebruik van meerdere vliegtuigen de oogst aan bruikbare luchtfoto's bij het einde van het seizoen zeer gering zou zijn (onder het seizoen in Nederland wordt verstaan de periode waarin het blad van de bomen is en geen ijs of sneeuw op het terrein aanwezig is) Het is dus noodzakelijk om bij afwijkende meteorologische omstandigheden opnamekan sen te zoeken met als consequentie de hieruit voortkomende problemen t.a.v. de fotografie en het vliegen. Hiervan slechts enkele voorbeelden. Het fotograferen bij heiig weer, wat van de grond af gezien veelal goed fotoweer lijkt, levert vooral bij de grotere vlieghoogte en dus fotografie op kleine schaal, beslist een beeldkwaliteit welke niet aan de allerhoogste eisen kan voldoen. Het vliegen bij heiig weer, waarbij vaak slecht hori zontaal zicht, geeft voor de lagere vlieghoogten, en dus fotografie op grote schaal, een goed fotobeeld, maar heeft grote risico's t.a.v. de vliegveiligheid. Bij grote vlieghoogte wordt boven sommige delen van Nederland de beeldkwaliteit ongunstig beïnvloed door de in de lucht aanwezige afvalstoffen van de industrie. Bij lagere vlieghoogte vormt 'het industrievuil een be lemmering voor de navigatie wegens het ontbreken van voldoende horizontaal zicht. Alle voorbereidingen zijn getroffen en we gaan vliegen. De navigator is in het bezit van een duidelijk vliegplan waarop met dunne lijnen (onder dikke lijnen verdwijnen de details in het terrein) de te fotograferen stro ken zijn ingetekend op een kaart op de schaal 1 25.000. Dit vliegplan is vergezeld van een omschrijving van de gewenste camera, op- nameschaal en langs- en zijdelingse-overlap. Ook de begrenzing van het te fotograferen gebied is duidelijk aangegeven en de te vlie gen koersen zijn met grote nauwkeurigheid opgemeten. Direct na de start wordt koers gezet naar een opdrachtengebied waar vol gens de meteo-gegevens produktie verwacht kan worden. De verkeerstoren geeft de veilige vlieghoogte om het opnamegebied te bereiken. Bij de bemanning in de machine is er de span ning welke misschien is te vergelijken met de geconcentreerde spanning van de jager die eindelijk zijn prooi onder schot krijgt. Is het opnamegebied en de juiste vlieghoogte bereikt dan worden via de kaart de geplande aan- vliegpunten opgezocht. Hierna wordt de ge projecteerde koers voorgelegd en met grote accuratesse de drift bepaald. De cameraman stelt hierna aan de camera de juiste belich tingstijd, diafragma en gemeten drift in. In middels heeft de vlieger zijn machine boven het aanvliegpunt gebracht en de voor de drift gecorrigeerde koers voorgelegd. Bijzonder ge concentreerd werken vlieger en navigator samen om de machine over de geprojecteerde lijnen van het vliegplan heen te brengen. De gestabiliseerde driftmeter met draaibaar prisma-systeem stelt de navigator in staat om punten in het terrein welke door de as van de vliegstrook gesneden worden waar te nemen vóór deze door het vliegtuig overvlogen wor den om zodoende tijdig een afwijking van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 23