toepassing doen besluiten ook in die gevallen waar op grond van de kosten de terrestrische methode wellicht voorkeur zou hebben. Indien bij alle in ons land uitgevoerde kaar- teringen deze economische overwegingen doorslaggevend zouden zijn bij de keuze van de methode, zou daarvan ongetwijfeld een be langrijke uitbreiding van de fotogrammetrische toepassingen het gevolg zijn. Dat dit niet steeds gebeurt is wellicht ten dele toe te schrijven aan onbekendheid met de mogelijkheden, maar anderzijds toch ook aan organisatorische problemen. Er zijn globaal 100 a 150 strookkilometers aan luchtfoto's nodig om één luchtkaarteringsinstrument en het bijbehorende personeel gedurende een jaar werk te verschaffen voor kaarteringen op grote schaal (1 2000, 1 1000). Voor een luchtkaarteringsbureau is dit dus tevens een maat voor de minimum hoeveelheid werk die aanwezig moet zijn om op economisch ver antwoorde wijze te kunnen werken. Een combinatie van meerdere van deze een heden is echter zeer gewenst om enerzijds de mogelijkheid te hebben urgente opdrachten van enige omvang toch binnen redelijke tijd te kunnen uitvoeren, anderzijds om het per centage personeelsreserve, dat nodig is om in geval van ziekte en verlof toch te kunnen doorwerken, tot een redelijk bedrag te kunnen reduceren. Dit leidt dus automatisch tot een zekere concentratie van werkzaamheden en tot de conclusie dat in een land als het onze slechts een beperkt aantal bureaus op het ge bied van luchtkaartering zal kunnen be staan. Nog belangrijker wordt deze over weging wanneer men tevens gebruik wil maken van nieuwe ontwikkelingen in het tech nische vlak, waarvoor een regelmatige studie hiervan en tevens een regelmatige vernieu wing van het instrumentarium nodig is. Slechts een organisatie van niet te geringe omvang kan zich dit permitteren zonder in moeilijkheden te geraken. Hoe zich deze zaak verder zal ontwikkelen is van een heel com plex van factoren afhankelijk. Het is nog maar gedurende enkele tientallen jaren dat men tot het inzicht is gekomen dat de land meetkunde een voldoend belangrijk onderdeel van de technische en administratieve be moeienissen van de overheid vormt om daar voor gespecialiseerde diensten of afdelingen in het leven te roepen. Deze ontwikkeling is nog in volle gang en nog regelmatig wordt het aantal van deze bureaus uitgebreid. Dit weerspiegelt zich ook in de opleidingsmoge lijkheden (ingenieursstudie in Delft, H.T.S. in Utrecht). De betere verspreiding van vak kennis in deze kleinere organen maakt een vakkundiger beoordeling van de problemen mogelijk en daarin schuilen nog vele kansen voor de luchtkaartering. Zij kunnen gereali seerd worden door samenwerking, waarvan u vandaag een praktisch voorbeeld werd gede monstreerd. Indien de luchtkaartering op deze wijze een uitgebreider toepassingsgebied zal vinden is het een vraag van beleid van de overheid die voor een deel in het politieke vlak ligt of men er de voorkeur aan zal geven dit werk aan een particulier bureau uit te besteden of dat men liever door coöperatie van meerdere landmeetkundige diensten een eigen fotogrammetrische afdeling in het leven roept. Hierover wil ik mij liever niet uitlaten daar voorspellingen op politiek terrein vol strekt buiten mijn vermogen liggen. Ik heb zoéven terloops al gezegd dat de nauw keurigheid en volledigheid van de aan de foto ontleende gegevens voor een groot deel be palend zijn voor de toepassingsmogelijkheden van de luchtkaartering. De volledigheid is daarbij direct afhankelijk van de fotokwaliteit daar het duidelijk zal zijn dat naarmate de foto's scherper zijn meer details herkend en dus gekaarteerd zullen kunnen worden. Dit technische aspect is in volle ontwikkeling, waarbij een duidelijke sprong vooruit is ge maakt direct na de oorlog (aviotar, aviogon, tepar, pleogon), maar waarbij een nieuwe vooruitgang is te verwachten nu men sinds enige tijd in de contrast overdracht theorie een middel heeft gevonden voor een objectieve maat voor en een nauwkeurige analyse van alle fasen in het fotografische pro ces met inbegrip van de waarnemingsoptiek van de instrumenten. Er zullen nog wel enkele jaren van intensieve studie nodig zijn voordat de verkregen kennis is verwerkt, doch het ge reedschap voor de verbetering is tenminste aanwezig. Hoewel men kan verwachten dat hierdoor een verbetering bereikt zal worden, is toch aan de volledigheid der kaarten een grens gesteld door de aard van het terrein. Men zal bijv. nooit een nauwkeurige hoogte- kaart met behulp van luchtfoto's kunnen maken van een dicht bebost terrein. De nauwkeurigheid van het resultaat is een ander technisch aspect van het procédé. Dit begint bij de foto zelf en vereist dus vlakheid en vormvastheid van de emulsiedragers (glas en film). In dit opzicht worden nog regelmatig verbeteringen bereikt en is de ontwikkeling nog niet tot stilstand gekomen. Hetzelfde 280

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 32