D iscussies N.G.L-CONGRE Tijdens de nabespreking kwam het volgende naar voren: Op een vraag of infrarood-fotografie een mid del voor verdere ontwikkeling zou kunnen op leveren, antwoordde Ir. van der Weele dat hier misschien wel mogelijkheden in zouden schuilen, maar dat de langere belichtingstijd een nadeel was. Daartegenover is de inter pretatie van de foto's soms beter mogelijk. Ir. Moor merkte naar aanleiding van een vraag naar de mogelijkheid en eventuele nauwkeurigheid van een grensuitzetting vanaf een fotogrammetrisch vervaardigde kadastrale kaart op, dat dit afhankelijk is van de aard van de grens. Grenzen in de nabijheid van gebouwen die niet daaraan zijn vastgemeten dienen bij naverkenning te worden gemeten. In polderland kan men de grenzen zonder meer voldoende nauwkeurig kaarteren. Een en ander is ook afhankelijk van de schaal van de te vervaardigen kaart. De nauwkeurigheid waarmee de grenzen van de luchtfoto kunnen worden overgenomen is 1 a IJ0/00- Bij een kaartschaal van 1 2000 dus 20 a 30 cm. De maten ten opzichte van gebouwen zijn alleen van belang zolang het gebouw er staat. In dorps- en stadsgebieden wordt gewerkt met een kaart op schaal 1 500. De nauw keurigheid van de uitzetting van grenzen uit een fotogrammetrisch vervaardigde kaart hangt derhalve af van de schaal van de kaart en van de details van de kaart die op het ter rein aanwezig zijn. Wanneer een uitzetnauw- keurigheid van 1 a 2 cm geëist wordt, kan men niet van een fotogrammetrisch vervaardigde kaart uitgaan. Ook voor kaarten schaal 1 100 worden andere eisen aan de uitwerking ge steld. De heer Sprenger deelt op een desbetreffende vraag mee, dat de gebruikte foto-apparatuur de beste is, die er is. Of de militairen met een grotere nauwkeurigheid werken is niet be kend. Ir Moor merkt naar aanleiding van de vraag of de nauwkeurigheid van kaarten op grotere schaal niet beperkt is door de nauwkeurigheid van de foto, op, dat de vergroting zijn grenzen heeft. De heer Meijer heeft reeds gezegd, dat 20-voudige vergroting moord is. Bij het ka daster gaat men niet verder dan een 5-voudige vergroting. Hiermede blijft men bij goed ge markeerde punten binnen de kaarteernauw- keurigheid. Gevraagd wordt of het aangeven van de nok ken van gebouwen geen middel is om ver schuiving en draaiing van gebouwen tegen te gaan. Ir. van der Weele deelt mede, dat de interpretatie van de nok gemakkelijker is, doordat de belichtingsinvloed kleiner is. Door blokmaten aan de nok vast te leggen zal men beter kunnen werken dan met behulp van meting aan overstekken. Een algemeen ant woord op de vraag wat het beste is kan echter nog niet worden gegeven. Men is dit nog aan het onderzoeken. Ir. Moor zegt, dat het meten aan de nok ook bij het kadaster gebeurt voor de kaarten schaal 1 2000. In zijn inleiding heeft hij meer het oog gehad op de kaarten schaal 1 500. Op deze schaal is verschuiving en draaiing funest, terwijl bij 1 2000 de invloed van geen betekenis is. De noklijn geeft inderdaad een versteviging maar slechts in één richting. Loodrecht er op helpt dit niet en meestal heeft men niet nokken in twee loodrecht op elkaar staande richtingen. De mate van verschuiving en draaiing is meestal 0,1 a 0,3 mm op de kaart. Het verheugt hem, dat de heer Ir. van der Weele met een onderzoek naar de oor zaken bezig is. De tijd noopte hier van verdere discussies af te zien. Degenen die eventueel nog vragen hebben naar aanleiding van het gehoorde kunnen deze zenden naar de redactie van „Geodesia". De inleiders hebben zich bereid Verklaard deze vragen in „Geodesia" te be antwoorden. M. L. V. 282

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 34