als de lens van de opnamecamera, dan kan men gevoegelijk aannemen, dat de buiten de projectoren tredende stralenbundel congruent is met die, waaruit de betrokken foto oor spronkelijk is ontstaan (zie fig. 3). Het zal door deze eisen wel duidelijk zijn, dat de opnamecamera een meetcamera moet zijn, hetgeen wil zeggen, dat zo n camera een starre constructie bezit. Er is dus geen mogelijkheid tot scherpstellen en tevens moet de plaats van de lens t.o.v. de foto zijn vastgelegd. Geeft men de projectoren dezelfde onderlinge stand als de opnamecamera had bij het maken van de foto's, dan zullen de stralen die van corresponderende fotopunten komen elkaar in de ruimte onder de projectoren snijden. De meetkundige plaats van al deze snijpunten is een model dat gelijkvormig is met het opge nomen terrein. Daar de afstand der projec toren kleiner is dan de afstand van de twee verschillende opnameplaatsen in de lucht heeft dit ruimtemodel ook een sterk verkleinde schaal. Door de afstand der projectoren in stelbaar te maken zijn we in staat het ruimte model op een bepaalde gewenste schaal te vervaardigen. Zijn van enkele punten, die in het model voor komen, de coördinaten bekend, waardoor hun ligging in de kaart kan worden aangegeven, dan kan men dat model op die kaart inpassen, door de parallelle projectie van die punten te laten samenvallen met de aangegeven plaat sen op de kaart. Voor dat parallel projecteren van de punten van het ruimtemodel kan gebruik gemaakt worden van een klein rond tafeltje, dat in X- en Y-richting over het kaartvlak verplaatst kan worden en tevens in hoogte t.o.v. het kaartvlak instelbaar is. Midden op het tafelvlak bevindt zich een klein rond merkje, het z.g. meetmerk. Loodrecht onder het meet- merk bevindt zich een potloodstift, waarmee het punt, waarvan de projectie samenvalt met het meetmerk, op het kaartvlak kan worden aangegeven. Alle punten van het model kun nen op deze manier op het horizontale vlak worden geprojecteerd en de kaart is klaar. Het bepalen van de onderling juiste stand der projectoren, opdat corresponderende stralen elkaar zullen snijden, noemt men de relatieve oriëntering van het beeldenpaar en kan op diverse manieren worden uitgevoerd. Het op schaal brengen van het model en eventueel het wentelen van het model, zodat de juiste hoog ten worden afgelezen, noemen we respectieve lijk het ,,schaalmaken" en het „waterpassen" van het beeldenpaar. Tenslotte noemt men het laten samenvallen van de projectie van enige beeldpunten met hun aangegeven plaats in de kaart het „in passen van het model". Het zal duidelijk zijn, dat de waarneming moet plaats vinden in twee, over elkaar val lende projecties op het meettafeltje. Een een voudige manier is de projectoren te voorzien van filters van gekleurd glas en wel in com plementaire kleuren, bijv. rood en groen. De waarnemer wordt tevens voorzien van een bril met glazen in dezelfde kleuren. Zodoende kan hij met elk oog slechts één van beide beelden waarnemen. Tevens ziet elk oog dan de plaats van het meetmerk in elke projectie en hierdoor is de waarnemer in staat om vast te stellen öf en waar overeenkomstige stralen elkaar snijden. Door met beide ogen gelijktijdig te kijken, ziet de waarnemer het ruimtelijk beeld (de z.g. stereoscopische waarneming). 257 MULTIPLEX PROJECTORS TRACING TABLE MOOEL 'MANUSCRIPT MAP Fig. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 9