et een w teziuj G. A. B. Frinking, Chef de bureau van de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster te Eindhoven over: ,,Ik houd van het verleden maar verkies de toekomst'' (André Gide) Door gebruik te maken van de luchtkaarte- ring ten behoeve van de toepassing van akte- posten en bijhouding van de kadastrale kaar ten is de kadastrale dienst met een forse sprong van het eerzame handwerk in het pro bleem van de techniek terecht gekomen. Van de meest eenvoudige hulpmiddelen, zoals meetband en passer tot vliegtuigen en pre cisie-, foto- en kaarteringsapparatuur is een overgang, die niet zonder schokken wordt ervaren. En het is begrijpelijk dat het nieuwe systeem voorlopig nog als revolutionair wordt betiteld en met een zeker wantrouwen wordt tegemoetgetreden. Wanneer de werker, op gegroeid ,,van vader op zoon" met klassieke werkwijzen, waarvan de oorsprong ligt in de 19e eeuw, plotseling moet overschakelen op de machine en de techniek zal hij zich in stinctief verzetten om te beletten dat hij door de machine tot slavernij gebracht en vernie tigd wordt. Want het probleem van de techniek is het probleem geworden van het lot van de mens en zijn cultuur. Het is momenteel tevens een van de beklemmendste vraagstukken voor het christelijk geweten, waarvan de oplossing nog niet is gevonden. Want wat is er aan de hand? Spraken we niet over fotogrammetrie? De bedoeling van de techniek is om met de minste inspanning het beste resultaat (de grootste produktie) te bereiken. Technificatie, de nieuwe bestaansvorm van de georgani seerde massa, die de plaats gaat innemen van de oude organische orde, vernietigt de schoon heid van de oude cultuur, maar ook de in dividualisatie en de originaliteit. Want alles wordt nu gelijk en collectief: alle produkten worden op één matrijs gemaakt, waardoor ze elke persoonlijkheid verliezen. In deze eeuw van serieprodukten, anonieme voortbrenging en beroving van individualiteit lijdt ook het innerlijke en emotionele leven schade. Bovenstaande gedachten werden reeds in 1946 neergeschreven door de Russische filo soof, die in 1923 naar Frankrijk uitweek, Ni- colaj Berdjajew, in zijn boek ,,1'Homme et la Machine" en ze zijn actueler dan ooit. Het is geen wonder, dat de individuele wer ker, die thans met de machinale opmetings- techniek te maken krijgt, op zoek gaat naar de weg terug, maar deze reacties, als even- zovele pogingen tot terugkeer tot de natuur" zijn nutteloos omdat er geen terugkeer is naar het verleden: het is zinloos daar op te hopen. We moeten dan ook niet de techniek negeren, maar deze aan de menselijke geest onderge schikt maken. ,,Wij staan," aldus genoemde schrijver in 1946, ,,aan het begin van een verschrikke lijke strijd tussen de persoonlijkheid als drager van een moraal en de technische civilisatie, een strijd tussen mens en machine. Altijd is de techniek onmeedogend tegenover alles wat leeft en alles wat een eigen bestaan leidt. Juist dat medelijden, dat zij niet kent, zal de gren zen stellen aan haar heerschappij over het leven. Dat probleem kan niet worden opge lost door een terugkeer tot de oude psychische structuur en tot de organische realiteit." Wanneer we deze ontwikkeling zonder meer zijn beloop zouden laten, zou het met de mens, met ons, met de landmeetkundige ge daan zijn, en dus vragen wij: ,,wat staat ons te doen?" Vermeldenswaard is wat de schrijver zegt over de verhouding mens-aarde. Hij zegt, dat de mens oorspronkelijk zowel in fysische als in metafysische zin door de aarde werd bepaald. Deze tellurische periode is thans afgesoten. De techniek leidt er toe (1946), dat de mens 44

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 14