70
rivieren staan dus pas sedert het begin der
19e eeuw onder een centraal gezag.
De watersnoden van 1809 en 1820 doen Ko
ning Willem I een commissie benoemen om
een onderzoek in te stellen naar de beste
rivierafleidingen (besluit 15-3-1821, nr. 105).
Deze commissie schrijft in haar rapport van
13-9-1825 o.m., dat het wenselijk en hoogst
nuttig is, dat er bij het Departement van Wa
terstaat een algemeen en welingericht depot
van kaarten, plans en ontwerpen wordt op
gericht, dat in vervolg van tijd tot leiding zou
kunnen dienen voor hen, die geroepen zouden
worden zich omtrent deze onderwerpen te
onderrichten en daarover te oordelen. Dit
rapport leidde tot de beschikking van de mi
nister van binnenlandse zaken (waterstaat
was bij binnenlandse zaken ondergebracht)
van 15-4-1829, nr. 114a, waarbij opdracht
werd gegeven tot het vervaardigen van rivier-
kaarten. In deze beschikking staat, dat de op
meting, waterpassing, peiling en kaartering
moet geschieden door een nauwkeurige trian
gulatie of een aaneengeschakeld net van drie
hoeken tussen de hoofdpunten langs de weder
zijdse oevers der rivieren. Met deze hoofd
punten zijn bedoeld de punten van de drie
hoeksmeting van generaal Krayenhoff, be
schreven in het „précis historique des opera
tions géodésiques et astronomiques, faites en
Hollande par le lieutenant-général Krayen
hoff".
Van deze triangulatie voor de vervaardiging
van de eerste rivierkaarten is een uitvoerig
verslag verschenen, Verslag van de werk
zaamheden tot zamenstelling der groote
kaart van de hoofdrivieren in Nederland
opgemaakt door de eerste Landmeter E. Oli
vier Dz. (algem. landsdrukkerij 1855). De
meting en berekening der punten van de z.g.
2e en 3e rang is met uitgewerkte voorbeelden
uitvoerig beschreven. Omdat het driehoeks-
net van Krayenhoff te ijl was voor de op
meting der rivierkaart werden n.l. punten
van de 2e, 3e en 4e rang bepaald. Zie de
fig. 1, 2 en 3. Op elk blad van de rivier-
kaart werd een geodetisch opgenomen en in
geografische coördinaten berekend hoofd
punt nodig geacht. Kwam er dus op een blad
geen driehoekspunt van het net van Krayen
hoff voor, dan werd een punt bepaald recht
streeks uit de punten van Krayenhoff. Dit
waren de punten van de 2e rang. Het net
werd vervolgens verdicht met punten van de
3e rang. Uit de punten van de 3e rang wer
den punten van de 4e rang bepaald voor
meetlijnen langs de oevers. De punten van
de le, 2e en 3e rang waren torens, signalen,
molens, schoorstenen en lantaarns; de punten
van de 4e rang werden kennelijk niet blijvend
VP 884 FR (gecombineerde paal)
rood-wit geschilderd.
Rijn bij Arnhem (onderlangs).
Rivierdriehoekspuntpaal HP 47
Punt 25 cm, rivierzijde
Rijn bij Arnhem (Nieuwe Kade).
ij;.