literatuuroverzicht
119
Kartografie (Mededelingen kart. sectie
K.N.A.G., no. 14. Overdruk uit tijdschrift
K.N.A.G., deel LXXIX, 1, 1962. Uitg. E. J,
Brill).
H. S c h i e d e, die o.m. in 1961 voordrachten
heild op de studiedagen Kartografie in Amers
foort, is de auteur van het eerste artikel
Practische Kleurenpsychologie in de karto
grafie". In hoge mate zijn de onderzoekingen
en theorieën van Karl Peucker (kartograaf)
en Wilhelm Ostwald (fysicus) van invloed
geweest op de toepassing van kleuren bij de
vervaardiging van kaarten. H. Haack gaf in
1924 in de „Geographischen Anzeiger" een
samenvatting van die theorieën. Zijn gevolg
trekkingen en aanwijzingen m.b.t. de prak
tische toepassing van kleuren in de karto
grafie zijn ook thans nog van onverminderde
waarde. Kleur geeft de kaart karakter.
Ook in de bouwkunst, de schilderkunst en de
grafische kunst heeft men in principe met
dezelfde problemen te maken. De kartograaf
houdt zich wel minder bezig met de behan
deling van de kleur als materie, maar des te
meer met de overwegingen op welke wijze zijn
streven tot kleurgeving in druk uitgevoerd
wordt. Daarom meent de schrijver dat een
bepaalde kennis van eigenschappen, karakter
en harmonie van de kleuren onmisbaar is voor
de kartograaf. Hij komt tot een interessante
en voor de vakman zeker belangrijke
uiteenzetting van het begrip kleur, hij vertelt
voor welke voorstellingen bepaalde kleur-
toepassingen ingeburgerd zijn, wat de ervaring
ons geleerd heeft met betrekking tot bijv. het
weergeven van hoogtezones en diepten. De
heer Schiede besluit zijn opstel als volgt:
Passen wij alle mogelijkheden van uitdruk
king in kleuren toe, dan zal iedere kaart bui
ten haar kader in de ruimte groeien tot een
levend geheel
C. K(oeman) doet mededeling van een in
de Universiteitsbibliotheek van Brunn
(BRN), Tsjecho-Slowakije, bewaarde kaar-
tencollectie Moll, die ongeveer 13000 kaarten
bevat (niet te verwarren met de collectie
Moll in Utrecht). In de „Atlas Austriacus"
uit deze verzameling, bestaande uit 44 delen,
komen ook de Oostenrijkse Nederlanden
voor, terwijl in de „Atlas Germanicus'' (24 de
len), bij onderdeel Westfalen, eveneens
kaarten te vinden zijn die voor de studie van
de oude topografie van ons land van belang
zijn en voor een deel hier niet aanwezig.
Manuscriptkaarten zijn er verscheidene,
echter niet van de Nederlandse gebieden. Ook
alle namen van de Amsterdamse kaarten
makers uit de 17e eeuw en 18e eeuw zijn er
vertegenwoordigd.
Volgen nog verslagen en boekbesprekingen.
Al met al een zeer lezenswaardige aflevering.
W. K.
In de gestencilde mededelingen van de Orde
der Landmeters in België (no. 89, nov.-dec.
1961) is opgenomen een artikeltje van
Pierre Devaux over Le système mé-
trique, waarin o.m. wordt gesproken over de
vervanging van Le Fameux mètre en platine
par le mètre d'ondes du krypton, zodat nu de
meter gelijk is aan 1.650.763,73 maal ,,la lon
gueur d'onde dans le vide de l'émission
2p10-5dr, du krypton 86". Zo is het vastgesteld
door het Bureau international des Poids et
Mesures. Maar in het dagelijks leven onder
gaat de meter van platina (90 en iridium
(10 met de nodige voorzorgen bewaard
in het Pavilion de Breteuil te Sèvres bij Parijs,
zijnde het tienmiljoenste deel van het meri
diaankwadrant van het Panthéon (welke
lengte werd bepaald door Méchain en De-
lambre) natuurlijk niet de minste verandering.
De Orde der Landmeters oefent kritiek uit op
de samenstelling van de „Commissie voor de
hervorming der studiën van meetkundige-
schatter van onroerende goederen en van
mijnmeter".
W. K.
In Mitteilungsblatt, Heft 1-1962 13. Jg. geeft
Ing. Paul Stichling een uitvoerige ne
crologie (met een lijst van publikaties) van
de voor de landmeetkunde belangrijke figuur
in Duitsland, Prof. Dr. phil. habil. F. Ru -
dolf Jung (19091961Prof. Jung was
o.m. rector van het Geodetisch „Hochschul-