125
ten. In de regel ontstaan daar de meest na
tuurlijke en daarom de beste vormen van
coöperatie. Dat is deze avond overduidelijk
gebleken, en het gekozen onderwerp paste
daar wondergoed bij: Efficiency en economie
in ons werk.
Helaas was de aangezochte spreker, ir. S.
Rienstra uit Voorburg, door ziekte verhin
derd te komen. Dat ir. Van der Weele, hoofd
van de Meetkundige Dienst van de Rijks
waterstaat te Delft, op zeer korte termijn
bereid en in staat bleek dit over te nemen
moge een bewijs zijn voor de stelling dat
efficiency en economie niet alleen
bepaald worden door begrippen inzake tech
niek, tijd en geld, maar óók vruchten zijn van
een juiste vorm van menselijk samenwerken.
Hier werden we iets gewaar van dat op
elkaar ingespeeld zijn van mensen, waardoor
het mogelijk is dat de één de ander zonder
bezwaar kan vervangen. Gebruik makend
van de aantekeningen van ir. Rienstra en op
eigen ervaring berustende inzichten wist deze
spreker niet alleen een vervelende stagnatie
te ondervangen, doch ook de ongeveer 125
toehoorders te boeien met een betoog over
een zeer actueel onderwerp met allerlei inte
ressante aspecten en onmeetbare factoren.
Ook hiervan zou men kunnen stellen dat het
onderwerp zich zeer wel leent voor een ge
degen artikel in Geodesia en de redactie zal
er goed aandoen dit in haar oren te knopen.
Om de lezers een globaal idee te geven van
het gebodene en besprokene (er is uitgebreid
gediscussieerd) geven we een aantal punten
door.
Efficiency betekent doelmatigheid.
Economie richt zich op zuinigheid. De
som hiervan is volgens de spreker: een maxi
mum resultaat voor een minimum aan inspan
ning en kosten. Wat dit in de praktijk van
ons werk betekent werd vanuit drieërlei
standpunt benaderd. Vanuit:
le de organisatie,
2e de werkmethode,
3e de gebruikte instrumenten.
Ten aanzien van de organisatie werd de
noodzaak van specialisatie in het licht ge
steld maar óók de begrenzing daarvan. Een
verantwoorde werkverdeling in ons vak is
de bekende, globale, verdeling in terrein-
werk, tekenwerk, rekenwerk en
fotogrammetrie. De basisopleiding
voor alle categorieën dient even „zwaar" te
zijn en landmeetkundig gericht. Deze werk
verdeling leidt tot verschillende afdelingen,
waarbij men bedacht dient te zijn op goede
onderlinge contacten en de nodige com
municatie en informatie. Vervol
gens brengt dit tot planning van het
werk, om leeglopen of overbelasting te voor
komen. Deze planning behoort verder te
gaan dan het opstellen van tijdschema's. Oók
de vaststelling van de m e t h o d e van wer
ken en de te gebruiken instrumenten
behoort daartoe.
Bij de beschouwing van de methoden werd
het belang van de nieuwe H.T.W. onder
streept met betrekking tot de te stellen nauw-
keurigheidseisen. Grotere nauwkeurigheid
kost geld en te nauwkeurig meten is niet
economisch. Het is de doelmatigheid waar
door de nauwkeurigheidseisen bepaald wor
den, maar ook de mogelijkheid van voldoende
controle. Met een aantal voorbeelden uit de
praktijk werd duidelijk gemaakt hoe men,
binnen, zowel als in het terrein, deze doel-
matigheidseisen in het oog kan houden en
betrachten, zowel voor de enkeling als voor
de ploeg. In groter verband kan op deze
wijze het antwoord gevonden worden op de
vraag terrestrisch meten of fotogrammetrisch
uitwerken, of de keuze gemaakt tussen zelf-
doen of uitbesteden.
Daartussen liggen een oneindig aantal moge
lijkheden. Het heeft ons getroffen hoe bij elk
onderdeel van het werk de vraag naar de
doelmatigheid en de economie van de
methode zin heeft. Genoemd werden o.m. de
tekenmateriaal en de reproductiemogelijk
heden, het gebruik van schabionen en plak-
letters, maar ook de mobiliteit van de terrein-
ploeg (auto of fiets), of de plaatsing van de
rekenmachine rechts of links van de reke
naar. Een heel ander probleem, maar toch
weer rechtstreeks verbonden met dit onder
werp is de normalisatie van werk
methoden, of de u n i f o r m i te i t in de uit
voering. Bijv. detailmeting met de loodlijnen-
of de poolcoördinatenmethode. Uitvoerig
werd ingegaan op de wijze waarop fouten
in de metingen aan het licht kunnen komen,
zonder dat er controle gezocht wordt in het
meten van overtollige maten. Aan het kiezen
van de meest efficiënte controlematen herkent
men de goede landmeetkundige. Elke teveel
gemeten maat geeft de tekenaar onnodig
extra werk.
Belangrijk was het betoog over de betekenis
van het instrumentarium voor de doelmatig
heid en de efficiency. Het verband werd ge-