r=
punt v (vluchtpunt) der hoofdlijn als snijpunt
met de horizontale projecterende lijn in ons
standvlak in het oneindige worden geprojec
teerd op het kaartvlak, zodat dit punt in de
uitwerksituatie zich in het le brandvlak van
de uitwerklens zal moeten bevinden. En het
mathematische punt w (het verdwijnpunt der
kaart volgens de opnamesituatie), genomen
volgens de projecterende lijn /de hoofdlijn
zal zich in de uitwerksituatie in het 2e brand
vlak der uitwerklens moeten bevinden, waar
mede de ligging van Fi en F2 als brandpunten
der uitwerklens komt vast te staan. De vier
hoeken LVSW S OVSW zijn parallello
grammen met zijden m en n.
Uit deze analyse volgt dat de getrouwe na
bootsing der opnamesituatie in de uitwerk
situatie slechts mogelijk is, als de brandpunts
afstand f' der uitwerklens hiermede in over
eenstemming zou zijn.
In formule uitgedrukt zou
ff"
r~ 2ff cos i f""~
moeten zijn, hetwelk uit het aangegeven pa
rallellogram kan worden afgeleid.
Figuur 6 illustreert echter, hoe met een andere
uitwerklens, dus volgens een andere f', de
zelfde projectie kan worden verkregen. Links
is de uitwerksituatie van fig. 5 nog eens ge
tekend, aangevuld met de snijlijn der drie
vlakken, loodrecht staande op het standvlak.
Er is in het fotovlak een willekeurig punt q
gekozen, dat als projectie op de hoofdlijn het
punt p heeft. Op het projectievlak worden
deze punten afgebeeld als q'p'. Dan is
pSlp'Sï (pSln)m, zodatm
n
en pq p'q' p01 01p' (pSi n) n,
pqX n
zodat p'q'
pS i
Hieruit volgt, dat de ligging van de beeld
punten in het projectievlak dezelfde blijft,
wanneer m en n, de zijden van het parallello
gram V50VE, maar gelijk worden gehouden.
De projectie is dan de gezochte. De rechter
afbeelding geeft zulk een uitwerksituatie weer,
thans voor een lens met brandpuntsafstand
f'o- De opnamesituatie is niet meer nagebootst,
de projecterende stralenbundel is „spitser"
dan de fotogrammetrische stralenbundel.
114