Daarmede is aangetoond, dat de gewenste
uitwerksituaties te bereiken zijn met het ont-
schrankingsapparaat voorzien van een vaste
uitwerklens met brandpuntsafstand f'. Hoe
deze te bereiken, ligt weer in bovenstaande
theorie besloten.
Gebleken is, dat de ligging van de foto in het
fotovlak van het ontschrankingsapparaat niet
willekeurig is, maar een zeer bepaalde moet
zijn. Vanuit een willekeurige aanvangspositie
zouden 2 verschuivingen en een draaiing de
foto op de juiste plaats brengen, voor de prak
tische uitvoering 3 onbekende elementen op
leverend. Omdat f' bekend is, zal voorts de
definitieve onderlinge ligging van de 3 vlakken
van het ontschrankingstoestel door de zijden
m en n van het parallellogram worden bepaald,
aldus 2 onbekende elementen opleverend voor
de praktische toepassing. Het vraagstuk der
ontschranking is derhalve bepaald door 5
onbekende elementen en kan dus worden op
gelost door 5 onafhankelijke gegevens. (Ana
logie: de onderlinge ligging van 3 punten in
een plat vlak is bepaald door 3 elementen, zo
dat voor deze bepaling 3 onafhankelijke ge
gevens nodig zijn, bijv. de lengte van 3 zijden,
of de lengte van één zijde en de 2 aanliggende
hoeken enz.)
Deze 5 gegevens worden in de praktijk bereikt,
door de ligging op de kaart van 4 punten te
geven, en de corresponderende fotopunten te
identificeren. De onderlinge ligging dezer
4 punten op de kaart is immers bepaald door
5 onafhankelijke gegevens, bijv. de lengte der
5 driehoekszijden, waaruit de vierhoek kan
worden opgebouwd. Daarmede is de ont
schranking op empirische wijze tot stand te
brengen; de juiste situatie is bereikt, wanneer
de projectie van deze 4 fotopunten samenvalt
met de op de gewenste schaal gekaarteerde
situatie op een vel papier, dat op het pro-
jectievlak wordt neergelegd.
Tenslotte nog een enkele opmerking over het
parallellogram met de zijden m en n, zoals het
de uitwerksituatie beheerst. Uit de opname
situatie van fig. 5 blijkt, dat m en
sin i
n=L
sin i
Noemen we de hoek tussen fotovlak en lens-
vlak in de uitwerksituatie a en die tussen
projectievlak en lensvlak zie fig. 6, dan is:
f' f'
sin —-T sin i.
tn f"
Bij ontschranking van foto's met dezelfde
camera opgenomen, is r een constante, zodat
t
de helling i dus L regelt.
f' f'
t
Zou men dezelfde foto op een andere schaal
willen ontschranken, dan is f' sin i een con
stante. Nu regelt de kaartschaal J dus L a,
terwijl L constant blijft. Deze laatste situatie
wordt gedemonstreerd in de slotfiguur 7.
Ook voor het in dit artikel behandelde onder
werp blijkt de theorie interessant, maar niet zo
eenvoudig, de conclusie verrassend een
voudig: de praktische toepassing is het weer
niet, deze vereist heel wat routine.
115
sin a sin i.
,5f o(3
Fig. 7
Noot: Hoewel in de praktijk van de fotogrammetrie
de woorden ..onthoeking", „onthoeken" en „onthoeker"
algemeen gebruikelijk zijn en burgerrecht hebben ver
kregen, zijn hier gebezigd de in de Woordenlijst voor
de Fotogrammetrie, samengesteld door de Subcommissie
Geodesie van de Centrale Taalcommissie voor de
Techniek (uitgegeven door de Hoofdcommissie voor
de normalisatie in Nederland (N 5001)), aanbevolen
woorden „ontschranking", „ontschranken" en „ont
schrankingstoestel".