Het stereoscopisch waarnemen van convergentopnamen in kaarteringsapparaten met mechanische projectie door A. Kranendonk, Landmeetkundig ambtenaar C bij de Meet kundige Dienst van de Rijkswaterstaat, afd. Fotogrammetrie. Algemeen Goede stereoscopie, d.i. het waarnemen van hoogteverschillen, ontstaat door langs- of X- parallaxen, dat zijn parallaxen evenwijdig aan de oogbasis. Om dus een ongeforceerde ruim telijke indruk te krijgen moet men zorgen dat steeds twee overeenkomstige fotopunten met de oogbasis in één vlak liggen, een zgn. kern- vlak, terwijl dit ook moet gelden voor de naaste omgeving van het bekeken punt. Zijn twee foto's van een zelfde gebied ten opzichte van elkaar juist georiënteerd, dan vindt men de snijlijnen van deze kernvlakken met de foto's, de kernstralen, door een vlak, gaande door de opnamebasis (de verbindings lijn der twee projectie-centra), om die basis te laten wentelen. De kernstralen blijken dan stralenbundels te vormen die gaan door de snijpunten van de basis met de opnamen, zgn. vluchtpunten (fig. I). figuur I 148

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 10