figuur II T' Voor zuivere verticale opnamen liggen deze vluchtpunten oneindig ver weg en zijn de kernstralen evenwijdige lijnen. Voor foto's met langshelling maken overeenkomstige kernstralen een hoek met elkaar. Wil men zulk een beeldenpaar onder een stereoscoop bekijken, dan moet men óf de foto's in hun juiste hellingen plaatsen, óf voor ieder punt de foto's zodanig draaien, dat de betreffende kernstralen in één vlak door de oogbasis ko men te liggen. Deze laatste oplossing heeft echter weer bezwaren. Vat men nl. de kern stralen op als de afbeeldingen van evenwij dige terreinslijnen in de vliegrichting, die men dus door verdraaien van de foto's in eikaars verlengde wil brengen, dan zal men tevens zien, dat de afbeeldingen van terreinslijnen loodrecht op de vliegrichting, die niet conver geren zie fig. Inu een hoek met elkaar gaan maken, zodat even buiten het kernvlak de stereoscopie weer wordt bemoeilijkt. Voor goede stereoscopie is verder nodig, dat overeenkomstige fotodelen ongeveer dezelfde schaal hebben. Schaalverschillen groter dan ca. 14% zijn daarom ontoelaatbaar. Verticale opnamen hebben, als men vlak terrein aan neemt, over het gehele fotobeeld een uniforme schaal. In foto's met hellende opname-as va rieert deze. Daar we hier speciaal convergent- opnamen op het oog hebben, dat zijn lucht foto's genomen met een opname-as die in de vliegrichting een hoek van plus of min 15 gr. met de verticaal maakt, zullen we daarin het schaalverloop nader bekijken. Een zeer klein terreinsgedeelte T op de X-as beeldt zich op de foto af als een stukje t. In F-richtinq is zo'n stukje t„ --- T. In X- H richting: tx T'waarbij - -, h 'r At h zodat tx T. We kunnen T, H en als Hf 1 constanten beschouwen, zodat de schaal in ieder fotogedeelte in Z-richting afhangt van h, en daarmee van X, en in X-richting van h~, dus van X2. Figuur III geeft een grafische voorstelling van dit schaalverloop, in getrok ken lijnen voor de linkerfoto, gestippeld voor de rechterfoto. Daaronder is aangegeven, hoe kleine vierkantjes in het terrein op de X-as van de linker-foto worden afgebeeld. Bedenkt men daarbij dat het rechthoekje a in de linker foto overeenkomt met een rechthoekje van de vorm b in de rechterfoto, dan is duidelijk dat de stereoscopie ook door het schaalverloop wordt beïnvloed. Het max. schaalverschil in y-richting blijkt ong. 20% te zijn. In het iso- goonpunt is de schaal in alle richtingen gelijk. In een punt tussen de beide hoofdpunten heb ben beide foto's dezelfde schaal. (Zie ook: Geodesia, 2e jg. nr. 2, E, Draisma ing.: „Met de luchtfoto in het terrein".) Bovendien worden dus buiten de X-as de rechthoekjes nog parallellogramvormig ver tekend door de convergentie van de kern stralen. 149

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 11