163
werkers. Simon Stevin is wel een typisch
voorbeeld, In een verder stadium zien we dat
de ontwikkeling van de wetenschap meer in
handen komt van afstammelingen uit regen
tenfamilies als Huygens, De Witt e.a. Het
boek behandelt een belangrijke periode in
onze geschiedenis: de Gouden Eeuw heeft
ook deze schrijver gegrepen. Waghenaer,
Plancius, Swammerdam, Leeuwenhoek en
Descartes, Stevin, Beeckman en Van Schoo
ien, Tulp en Ruysch verschijnen hier mis
schien wel in een wat ongewoon licht.
Voor ons is een en ander vooral daarom in
teressant, omdat wij de scheepvaart- en de
rekenmeesters, de kaart- en instrumentma
kers, de landmeters en geografen uit de tijd
van Stevin en Huygens op deze bijzondere
manier ontmoeten. Ook hun portretten en
hun voortbrengsels zijn natuurlijk niet ver
geten. Wij zien de prachtige globe van W.
Blaeu en één van de prachtige kaarten van
het Poolgebied uit „Navigatie Itinerarium"
van J. van Linschoten 1599) uit het Scheep
vaartmuseum te Amsterdam, het astrolabium
van Michael Coignet (1601), de zeevaart
kundige les van Petrus Plancius (het titel
blad van de Zeeatlas van Colom. 1652) uit
het'bekende Rijksmuseum v. d. geschiedenis
der Natuurwetenschappen te Leiden, portret
ten van vele vooraanstaanden als Plancius,
Stevin, Descartes en Huygens, Leeghwater
en Rumphius. Gemma Frisius uit Dokkum,
Mercator, Ortelius, de astronoom Michel-
Florent van Langren uit een geslacht van
kaartkundigen zien we in deze korte geschie
denis optreden naast de cartograaf Jacob van
Deventer; de vroegere burgemeester van
Alkmaar, Adriaen Anthonisz, wiens naam is
verbonden met de waarde van n 3—
113
(waarde van Metius, naar de naam, die zijn
zoons aannamen), naast Ludolf van Keulen,
die n tot 20 decimalen berekende, wel een
heksentoer, als men bedenkt dat hij de zijde
van een regelmatige 32.512.254.720-hoek
moest berekenen (wordt in Duitsland nog het
Ludolfische getal genoemd).
Voor degenen, die daaraan behoefte hebben,
volgt aan het slot een korte literatuurlijst en
een verklarende lijst van namen en begrip
pen.
Men moet dit boekje lezen. Het bevat 140
bladzijden onderhoudende lectuur en is pret
tig geïllustreerd. Wij zien dan tegelijk onze
geschiedenis eens op een geheel andere (en
prettiger) manier belicht dan wij ons die uit
de schooltijd herinneren.
W.K.
Lehrbuch für Vermessungsfacharbeiter
Heft 11: Kataster und Grundbuch
H. Henning
VEB Verlag für Bauwesen, Berlin 1961.
Geen prijs vermeld.
In de „Schriftenreihe für die Erwachsenen-
qualifizierung im Vermessungswesen" zijn 11
handboeken gepland. Hiervan zijn 2 gereed
gekomen. Het eerste is Heft 5 „Geometrische
und trigonometrische Höhemessung Het
tweede (Heft 11), in machineschrift-stencil
vervaardigd, wordt hier in 't kort besproken.
Het geschrift is geboekt als Dg Nr. 905/117/
61 van de Duitse Democratische Volksrepu
bliek, vandaar de mededeling of waarschu
wing in het voorwoord, dat het is geschreven
in de periode der socialistische (lees: com
munistische) omvorming, waarin zich ook bij
het Kadaster en het Grondboek (welke dien
sten zijn samengevoegd) een geleidelijke ver
andering voltrekt. Meer speciaal wordt er op
gewezen, dat de particuliere eigendom en de
particuliere rechten op de grond niet meer op
de voorgrond staan en dat het vastleggen
van eigendomsgrenzen in „genossenschaft-
lich bewirtschafteten Gebieten zweifellos
keine Bedeutung hat". Wel is de particuliere
grensuitzetting besproken en door tekeningen
verduidelijkt.
De verschillende bepalingen bevorderen een
juiste controle op het verkeer van onroerend
goed. Deze controle moet verhinderen, dat de
opbouw van het socialistische systeem wordt
verhinderd. De Vermessungsfacharbeiter
(arbeider hier bedoeld in ruime zin) moet be
seffen, dat hij persoonlijk deelneemt aan de
grote opgaaf van die opbouw in de DDR en
dat hij daarbij zijn vakkennis direct kan in
zetten. Zo schrijft de samensteller.
De „Kammer der Technik" onderzoekt o.m.
de doelmatigheid van invoering van pons
kaarten bij de verschillende onderdelen van
de kadasterarbeid.
Geïnteresseerden vinden in dit met zorg be
werkte vakboekje een korte voorgeschiedenis
van ontstaan en doelstellingen van het Duit
se kadaster in het algemeen en van de ver
anderingen door invoering van de nieuwe
Bodenschatzungs-wet van 1934 (welke ver
anderingen in het gebied van de DDR na
1945 zijn voltooid). Het blijkt dat de tegen
woordig nog gebruikte kaarten grotendeels