OPGAVEN MET LANDMEETKUNDIGE INSLAG
191
In figuur 2 ziet u hetzelfde, echter hier meet
kundig voorgesteld in het platte vlak. De ene
poot wordt verplaatst van P naar Q. Dien
tengevolge verplaatst de top van het gelijk-
benig vlak zich van A naar B. De geringe
verschuiving van de vizierlijn van de centreer-
kijker op de grond wordt voorgesteld door
DE. Deze afstand is als volgt te bepalen:
De sinusregel toegepast in A MAD geeft
DA sin <5
DM (1)
sin 6
AC
In A ACD is DA -(2)
sin y
In A ACM is AC AM sin (3)
In A BEM is EM BM sin (4)
y ft d 100 of sin y cos a (5)
AM sin
Uit 2 en 3 volgt DA (6)
sin y
AM sin d
Uit 1 en 6 volgt DM (7)
sin y
AM sin d
Uit 5 en 7 volgt DM (8)
cos a
Nu is DE DM EMterwijl we stellen
AM BM a
Uit 4, 8 en bovenstaande volgt:
DE a sin d sec 1
Met een aanname van a 150 cm, <5 20 gr
en boog AB is 30 cm, blijkt de afstand DE
slechts 9 mm te bedragen.
Deze kleine uitwijking kan men wegnemen,
door aan de stelschroeven te draaien, tot het
punt weer in de vizierlijn van de centreer-
kijker ligt.
Men drukt vervolgens de poten voorzichtig
in de grond, tot het doosniveau geheel in
speelt. Het moet als eis gesteld worden dat
een doosniveau aanwezig is, daar anders deze
methode zeer moeilijk is toe te passen. De T2
van Wild is hiervoor zeer geschikt.
Bij het indrukken der poten in de grond
„loopt het punt niet uit de vizierlijn". Dit is
in feite een kleine verschuiving van het mid
delpunt af.
Met nog een kleine draaiing aan de stelschroe
ven stelt men nu de eerste as zuiver verti
caal.
Vermeldenswaard is misschien nog, dat een
geroutineerd persoon op deze manier een
theodoliet kan opstellen en centreren binnen
een minuut.
Opgave 10
De G.E.-stenen zijn aangemeten aan een
meetlijn die vastligt in het R.D.-stelsel. De
R.D.-coördinaten van deze punten kunnen we
dus berekenen:
4-3597,535 —78546,713
4- 3856,725 78560,724
Ook het punt VP 130 is in dit coördinaten
stelsel bekend. Van deze drie punten worden
de coördinaten in het plaatselijk stelsel ge
vraagd. (Bij het onderzoek moesten de gren
zen gekaarteerd worden, maar daarvoor wa
ren deze coördinaten ook nodig!) We heb
ben dus te maken met twee coördinatenstel
sels die we met elkaar in verband moeten
brengen. Daartoe moeten we zoeken naar
minstens twee punten die in beide stelsels
bekend zijn.
Eén er van is al vlug gevonden: het punt
Calluna 1, bekend in het R.D.-stelsel en in
het plaatselijk stelsel als nulpunt. Nu het
tweede punt. Van de greppel cb kunnen we
het snijpunt b' met de meetlijn VP 131
VP 130 in beide stelsels berekenen: in het
plaatselijk stelsel als meetpunt op het ver
lengde van cb: 4- 3220,122, 2113,891, en
in het R.D.-stelsel als meetpunt tussen VP
131 en VP 130: 3065,611, —79258,114.
Calluna 1 en b' zijn dus onze aansluitings-
punten.
Vervolgens de vraag over de greppels. Daar
toe willen we allereerst iets te weten komen
omtrent het punt d. Het veldwerk Erica G nr.
70 geeft ons vier greppelsnijpunten, waarvan
één d moet zijn. De coördinaten van deze vier
punten kunnen we bepalen in het R.D.-stelsel