182
potloodtekenstuk, dat bedoeld is als gids voor
de definitieve gravure, wordt verkleind op
film, op schaal 1:12.500. Dit verkleinde dia
wordt óf gelijktijdig gemonteerd tezamen met
de eerder genoemde ontschrankte dia's, óf ge
kopieerd op het ,,stabilene" Y466. Soms wordt
een derde methode toegepast, n.l. rechtstreeks
tekenen in potlood op het stabilene Y466,
uiteraard dan op schaal 1:12.500, waarna de
potloodlijnen gegraveerd worden.
Na deze min of meer summiere opsomming
van de hoofdtaken van de Landmeetkundige
afdeling, ben ik geenszins aan t eind van het
zeer gevarieerde programma. Er zijn nog legio
andere opdrachten, die op deze afdeling uit
gewerkt worden. Enkele zullen hier nog ge
noemd worden.
Voor bepaalde gedeelten van Nederland
moeten b.v. hoogtelijnen getekend worden.
Voor Zuid-Limburg werden deze fotogram-
metrisch gekaarteerd m.b.v. de Wild A8. Om
zo weinig mogelijk last van deformaties in het
ruimtelijke fotobeeld te hebb'en, worden voor
dergelijke opdrachten de luchtopnamen ge
maakt met de Wild RC7 platencamera, die
uitgerust is met een aviotarlens, 17 cm.
Deze glasnegatieven gaan rechtstreeks in de
platendragers van de A8 en worden georiën
teerd. Het moeilijkste deel van de hele oriën
tering is het horizonteren, waarbij getracht
moet worden de hoogteverschillen in de con
trolepunten zo klein mogelijk te houden. De
tolerantie hiervoor is gesteld op 50 cm. Het
ruimtelijk model wordt vervolgens afgetast
om de hoogtelijnen te vinden, die met een
interval van 2,5 meter getekend worden op
astrafoil, ook weer op schaal 1:10.000. Het
tekenen gebeurt zowel in heen- als in terug
gang. Het gemiddelde van beide lijnen wordt
aangehouden als definitieve hoogtelijn. Het
hoogtelijnentekenstuk wordt verkleind naar
de schaal 1:25.000, in welke schaal de hoogte
lijnen gegraveerd worden. Ze worden dan
tevens aangepast aan de situatiekaartering
1:25.000, die inmiddels is ontstaan. (Onder
brekingen bij weginsnijdingen e.d.)
Een andere taak van de Landmeetkundige
afdeling is het aanbrengen van de ruiten-
netten op de cartografische deeltekenstukken.
Dit gebeurt pas in een latere fase van het
kaarteringsproces en wel, omdat er twee uit
gaven verschijnen. Op de civiele uitgave is
het ruitennet dat aangepast is aan de stereo-
grafische projectie aangebracht, terwijl op de
militaire uitgave het U.T.M. ruitennet voor
komt. De ruitennetten worden vooraf afzon
derlijk gegraveerd op stabilene Y 466 door
middel van de precisiecoördinatografen van
Haag-Streit, die een nauwkeurigheid garan
deren van ongeveer 0,02 mm. Via fotografi
sche manipulaties worden de ruitennetten af
gebeeld op de combinaties die bestemd zijn
voor de drukvormen. Uiteraard worden zeer
strenge normen in acht genomen. Op de
kaart moeten immers het ruitennet, de ge-
trianguleerde punten en het terrein één meet
kundig geheel vormen.
Voor bijzondere opdrachten wordt zeer vaak
de hulp ingeroepen van de Landmeetkundige
afdeling. Zo werd destijds het prototype van
de Wild RTI radiaaltriangulator op verzoek
van Prof. R. Roelofs door de Landmeetkun
dige afdeling getest door een groot aantal
metingen daarmee te verrichten. Verder wor
den allerlei bijzondere landmeetkundige be
rekeningen uitgevoerd, zoals vereffeningen,
projectieberekeningen, aansluitingen met bui
tenlandse bladen e.a. Ook worden lay-outs
vervaardigd t.b.v. fotomozaïeks. T.b.v. de
kaartering van Nederlands-Nieuw-Guinea
worden eventueel aanvullende berekeningen
uitgevoerd van allerlei aard.
Een aparte plaats neemt de afdeling Plani
metrie in, die van het gehele land de opper
vlakte bepaalt, ingedeeld naar het grondge
bruik, t.b.v. het Centraal Bureau voor de
Statistiek, de Rijksdienst voor het Nationale
Plan en het Ministerie van Landbouw. De
oppervlakten worden bepaald uit de kaart op
schaal 1:10.000 m.b.v. OTT-schijfpoolplani-
meters.
Zonder volledig te zijn geweest, hoop ik toch
enigszins een beeld te hebben gegeven van
het werk op de Landmeetkundige afdeling,
die in de organisatie van de Topografische
Dienst een belangrijke plaats inneemt. De
meetkundige grondslag van de kaart blijft tot
het einde van het kaarteringsproces onder
controle van deze afdeling, hetgeen voor de
hooggestelde nauwkeurigheidsgraad van de
topografische kaarten een absolute vereiste is.
Verwijzing:
1) „Honderd jaar Stafkaart" door Ir. J. A. C. E. van
Roermund (opgenomen in de bibliotheek van de Ned.
Landm. Fed. in rubriek 125).
2) „Geodesia", 3e jaargang nr. 11. Artikel: „Lucht
fotografie en Luchtfotonavigatie", door C. Sprenger,
Navigator.
3) „Geodesia", 2e jaargang nrs. 9 en 11. Artikel: „Het
gebruik van grafieken bij fotogrammetrische bereke
ningen" door K. Koet Ing.