IN DE LITERATUUR
Kadaster en Landmeetkund
e
227
door W. Koopmans, oud-ambtenaar van het Kadaster
Grondbezit in het oude Israël
Hoe het oude Israël leefde. De instellingen
van het Oude Testament, door R. de V a u x
O.P. directeur van de École Biblique te Jeru
zalem. Uitgave J. J. Romen en Zonen, Roer
mond. 1960. Oorspronkelijke titel: Les insti
tutions de l'Ancien Testament I. Nederl. vert.
van Drs. Luc. Grollenberg O.P. Imprimatur
Drs. L. Hermans eens. libr.
Père de Vaux wordt erkend als een expert op
het gebied van de wetenschappen van het
O.T. Ook door zijn archeologische werk
zaamheden heeft hij veel kennis verworven.
Wij citeren hier wat de geleerde schrijver zegt
over het grondbezit (blz. 291 v.De vele ver
wijzingen naar teksten in de bijbel zijn weg
gelaten.
In Egypte behoorde alle grond aan de
farao of aan de tempels; de Israëlieten ver
wonderden zich over dit systeem, dat zo ge
heel verschilde van het hunne. In Mesopo-
tamië hadden de koning en de heiligdommen
zeker grote grondgebieden, maar reeds de
oude teksten getuigen dat gemeenschappen,
families en particulieren het volledige gebruik
hadden van bepaalde landerijen en dat de
koning daarover alleen kon beschikken door
ze van hun eigenaars te kopen. Uit de aldus
verkregen landerijen of uit de andere lande
rijen van zijn gebied vormde de koning leen
goederen. Een leengoed is een onroerend
goed dat aan een particulier wordt afgestaan,
waarbij deze zich verplicht tot persoonlijke
diensten. Dit feodale regiem is zeer verspreid
geweest in het oude Nabije Oosten. Het wet
boek van Hammurabi en het hethitische wet
boek wijden er verschillende artikelen aan. De
documenten van Nazu en Ugarit zinspelen
er vaak op. In de teksten van het 2e millenium
zien wij het leengoed, dat aanvankelijk onver
vreemdbaar is en belast met persoonlijke dien
sten, langzamerhand overgaan in erfgoed, dat
gemakkelijk vervreemd kan worden, terwijl de
leendiensten worden tot grondlasten zonder
persoonlijk karakter.
Israël heeft zich pas laat bij de evolutie in
het oude Nabije Oosten aangesloten en is nog
later een gecentraliseerde staat geworden.
Het schijnt nooit een feodaal stelsel gekend
te hebben. De weinige teksten waarin men
een zinspeling heeft willen zien op leengoe
deren kunnen anders verklaard worden.
Zulk een dienst is slechts duidelijk in één
geval: David ontvangt van de filistijnse vorst
van Gath de stad Ziklag met de verplichting
om de politiedienst in de woestijn op zich te
nemen en met zijn leenheer ten strijde te
trekken. Dit is een militair leengoed, maar
wij zijn hier dan ook bij de Filistijnen.
Toch vinden wij de feodale gedachte in Is
raël, maar dan getransponeerd op het theo
logische vlak Op het eigendomsrecht van
God over alle landerijen zal men zich be
roepen als grondslag van de wet op het jubel
jaar. Op grond van dit opperrecht van God
worden de rechten van de menselijke gebrui
kers door de wet ingeperkt Evenals in het
2e millenium te Nuzu en in Assirië de leen
goederen bij loting werden verdeeld, zo werd
ook het Beloofde Land op bevel van Jahwe
door het lot aan de stammen toegewezen.
Dat de verdeling van het land door loting
geschiedt in .parten waarop de stammen
ofwel reeds gevestigd waren of die zij nog
moesten veroveren, is de uitdrukking van de
opperheerschappij van Jahwe over het land;
in werkelijkheid verwierven de stammen elk
hun grondgebied door verovering met alle
wisselvalligheden van dien. Joz. 612 syste
matiseert dit proces en Richt. I stelt het als
nog onvoltooid voor. Het is echter waarschijn
lijk dat deze verloting van het Heilig Land
onder de stammen niets anders is dan ideali
sering, waarbij de landverdeling, zoals zij
werkelijk plaatsvond op het niveau van clan
en familie, over heel het volk werd uitgebreid.
In de samenleving der nomaden zijn weide
gronden en waterputten gemeenschappelijk
eigendom van heel de stam. Wanneer deze
zich vestigt, kan hetzelfde gelden voor het
bouwland. Dit gemeenschappelijk bezit ken
nen wij in onze eigen samenleving, en het is
wel interessant dit ook in het oude Mesopo-
tamië aan te treffen, vanaf het kassitische
tijdperk, en meer in het bijzonder bij de ara
mese stammen aan de oevers van de Tigris,