i m n
fig. 2
Bekend zijn de coördinaten van de punten I
en II. Gemeten wordt de lengte van de basis
5114-Hy en de richtingen (5114-1)(5114-11)
(Hy-1) en (f/^II). De punten I en II worden
door voorwaartse snijding uit 5114 en H1 in
coördinaten bepaald. Dit kan bijvoorbeeld in
een hulpstelsel met 5114 als oorsprong en
5114-Hi als positieve x-as. De coördinaten
van M worden gevonden als het gemiddelde
van die van I en II, zodat nu de argumenten
5114-M en Hy-M berekend kunnen worden,
evenals de afstanden 5114-M en Hy-M. Hier
mede is, zoals reeds gezegd, de aansluiting op
de dubbeltoren teruggebracht tot de aanslui
ting op één hooggelegen punt.
In het onderhavige geval deed zich echter een
complicatie voor als gevolg van de omstandig
heid, dat de beide torens van G 69 waren af
gedekt door een koepeldak, dat niet was voor
zien van een markant punt, waarop zou kun
nen worden gericht (zie fig. 3).
Volgens mededelingen van de Rijksdriehoeks
meting waren beide torens onafhankelijk be
paald uit op betrekkelijk grote afstand ge
legen R.D. punten. Klaarblijkelijk heeft men
bij deze bepaling op het hart van de beide
koepels gericht, hetgeen mogelijk was door de
grote afstand der meetstations. Het is echter
duidelijk, dat men deze symmetrie-instelling
niet kon toepassen bij meting in de op be
trekkelijk korte afstand van de torens gelegen
punten 5114 en Hy.
Teneinde een inzicht te krijgen in de wijze
waarop de meting nu moest worden opgezet,
was het noodzakelijk de torenopbouw aan een
nader onderzoek te onderwerpen. Uit een bij
de gemeentelijke dienst voor Bouw- en Wo
ningtoezicht aanwezige bouwtekening bleek,
dat de onderbouw van de koepel was gecon
strueerd als een regelmatige achthoek. Onder
de dakbedekking van de koepel bevond zich
een natuurstenen rand, waarop zich de hoek
punten van deze achthoek duidelijk afteken
den (zie fig. 3).
fig. 3
De uit de genoemde bouwtekening afgeleide
afstand I-II (zie fig. 1) week slechts enige
centimeters af van de overeenkomstige uit de
coördinaten der beide torens berekende af
stand.
Besloten werd om uit de beide standplaatsen
5114 en Hy de richtingen te meten naar alle
uit deze standplaatsen zichtbare hoekpunten
(natuurstenen rand) van de beide achthoe
ken. Uit deze richtingen zou dan door middel
van een vereffeningsberekening de richting
uit de beide standplaatsen 5114 en Hy naar
het hart van de koepels kunnen worden be
paald.
In 5114 werden op deze wijze de richtingen
gemeten naar Hy, d, c, b, a, h, m, l, k, j en q
en in Hy naar 5114, a, h, g, f, k, j, q, p en o
(zie fig. 4).
De berekening van de richtingen uit 5114 en
Hy naar het hart van de beide koepels verliep
nu als volgt:
210
5IIA H(