w
w
w
fig. 4
Zoals uit het bovenstaande blijkt, waren van
toren I de punten a en h en van toren II de
punten j, k en q uit beide standplaatsen zicht
baar. Door voorwaartse snijding uit 5114 en
Hi werden de coördinaten van deze vijf pun
ten in een hulpstelsel met 5114 als oorsprong
en 5114-#! als positieve x-as bepaald. Daar
mede was de ligging van de zijde a-h van
achthoek I en de zijden j-k en j-q van acht
hoek II in dit hulpstelsel bekend. Op de zijde
a-h kon nu een regelmatige achthoek I wor
den opgebouwd, waarna de coördinaten van
de overige 6 hoekpunten van deze achthoek
konden worden berekend. Uitgaande van de
hoekpunten k en q van achthoek II werden op
analoge wijze de coördinaten berekend van de
overige 5 nog niet in coördinaten bekende
hoekpunten van deze achthoek. Tevens wer
den nog berekend de coördinaten, in het ge
noemde hulpstelsel, van de zwaartepunten I,
en II2 van de beide achthoeken. Vervolgens
werden de voorlopige argumenten van 5114
en Hnaar de overige zichtbare in coördina
ten berekende punten en naar Iz en II2 be
paald met behulp van de formules
tg 5114—i
y{
en
X, (lengte 51 H-Hj)
tg Hi-i
Yi
Om nu de definitieve richtingen naar Iz en II2
te krijgen, moest aan de voorlopige argumen
ten van deze richtingen een correctie worden
aangebracht.
De theoretisch geconstrueerde vorm van de
beide achthoeken is namelijk te beschouwen
als een benadering in vorm en ligging van de
werkelijke onderbouw van de koepels ten op
zichte van de (vaststaande) gemeten waaiers
van richtingen. Ten opzichte van genoemde
vorm is geen correctie mogelijk, daar we de
juiste vorm van de beide achthoeken niet ken
nen. De regelmatige achthoek is het beste wat
men daar bij gebrek aan beter in de gegeven
omstandigheden voor kan nemen. Ten aan
zien van de ligging is echter wel een correctie
uit te voeren. Beschouwt men in dit verband
bijvoorbeeld de meting in 5114 naar toren I,
dan heeft men hier een waaier van vijf ge
meten richtingen en een waaier van vijf voor
lopige argumenten. Men geeft nu aan de
achthoek een zodanige kleine verdraaiing A 0
om het punt 5114, dat een zo goed mogelijke
aanpassing aan de waaier van gemeten rich
tingen wordt verkregen.
Is voorlopig argument (y>') gemeten
richting (a 300) en v definitief argu
ment ip gemeten richting (u 300),
dan is v A 0.
Stelt men voor iedere gemeten richting deze
correctievergelijking op, dan volgt
211
511^