(-J—i tezat llll tavetj icli t
Zo'n fotobeeld wordt een ontschranking of
ook wel een onthoeking genoemd van de ori
ginele luchtfoto. Bij het uitzetten van de vier
bekende punten op het tekenvlak wordt di
rect rekening gehouden met de gewenste
schaal."
b. Vragen: Geef door middel van eenvou
dige figuren het verband tussen een wille
keurige opnamesituatie en de uitwerk-
situatie in een ontschranker. Waarom is
de gegeven kaartligging van de vier pun
ten, die op de foto zijn geïdentificeerd,
voldoende om de uitwerksituatie empi
risch te bepalen?
,,Voor geaccidenteerd terrein, dus voor ter
rein met niet te verwaarlozen hoogteverschil
len, liggen de zaken niet zo eenvoudig. Zelfs
al wordt de foto gemaakt met een verticale
opname-as dan nog bestaan er aanwijsbare
verschillen tussen foto en kaart.
Voor het wegwerken van deze verschillen
gebruikt men de beeldenpaarmethode. Om
hiertoe in staat te zijn, moeten de foto's zo
danig worden genomen, dat elk terreinpunt
op ten minste twee verschillende foto's voor
komt. We noemen dit corresponderende foto-
punten. De luchtfoto's overlappen elkaar dus
gedeeltelijk.
Bij het uitwerken tot kaarten worden telkens
twee elkaar overlappende luchtfoto's in pro
jectoren geplaatst. Deze projectoren hebben
dezelfde meetkundige eigenschappen als de
opnamecamera. Dit houdt in, dat de lens van
elke projector op dezelfde manier t.o.v. de
foto is geplaatst, als dat bij de opnamecamera
ook het geval was. Hebben de lenzen der
projectoren daarbij dezelfde eigenschappen
als de lens van de opnamecamera, dan kan
men gevoegelijk aannemen, dat de buiten de
projectoren tredende stralenbundel congru
ent is met die, waaruit de betrokken foto
oorspronkelijk is ontstaan.
Geeft men de projectoren dezelfde onder
linge stand als de opnamecamera had bij het
maken van de foto's, dan zullen de stralen
die van corresponderende fotopunten komen
elkaar in de ruimte onder de projectoren snij
den. De meetkundige plaats van al deze snij
punten is een model dat gelijkvormig is met
het opgenomen terrein. Daar de afstand der
projectoren kleiner is dan de afstand van de
twee verschillende opnameplaatsen in de
lucht heeft dit ruimtemodel ook een sterk
verkleinde schaal. Door de afstand der pro
jectoren instelbaar te maken zijn we in staat
het ruimtemodel op een bepaalde gewenste
schaal te vervaardigen.
Het bepalen van de onderling juiste stand
der projectoren, opdat corresponderende stra
len elkaar zullen snijden, noemt men de rela
tieve oriëntering van het beeldenpaar en kan
op diverse manieren worden uitgevoerd.
c. Vragen: Neem aan, dat de projectoren
deel uitmaken van een universeel beelden-
paarapparaat. Wat verstaat men hieron
der? Beschouw hierin twee corresponde
rende stralen, die elkaar kruisen, omdat
de relatieve oriëntering nog niet tot stand
is gebracht. Toon meetkundig aan, dat
een y-beweging van de linker of rechter
projector de snijding der stralen kan tot
stand brengen en leid meetkundig af, wel
ke andere mogelijkheden het apparaat
biedt voor het opheffen van de kruising
dezer twee stralen. Betrek nu een ruimte
lijk meetmerk in de beschouwing om aan
te geven, dat de snijding der stralen in
de praktijk wordt gerealiseerd door het
elimineren van stereoscopische dwars-
parallaxen. Hoe komen nu alle correspon
derende stralen tot snijding?
N.B. De overige opgaven komen in het vol
gende nummer.
Allgemeine Vermessungs-Nachrichten
1961-11. H. G e i s s 1 e r schrijft over Grund-
stücksbewertung und V orteilsausgleich in
der Baulandumlegung en Dipl.-Ing. H.
Schmidt-Falkenberg over Zum Be-
griff Geodatische Karten. J. Lindner be
handelt Die Parallele zur Klotoide und die
Berechnung ihrer Lange.
1961-12. K. Rit ter opent deze aflevering
met Gedanken zu verschiedenen Berech-
nungs- und Absteckungsmethoden in der mo
dernen Strassenplanung. H. Meier schrijft
over Zur Um[ormung von Gauss-Kriiger-
Koordinaten in das benachbarte Meridian-
streifensystem en E. Stenschke over Zur
Schnittberechnung zwischen Gerade und Klo
toide.
274