Prehistorie De primitieve mensen zagen de aarde nog als een groot familiegoed waarop gezamenlijk rechten werden uitgeoefend. Pas de volkeren die het nomadenbestaan eraan gaven begon nen met grensstenen akkers af te bakenen, en deze werden verhandelbaar, toen het nie mandsland schaars werd. In kleine gemeen schappen vonden deze overdrachten met plechtig ceremonieel en in het publiek plaats. De partijen ontmoetten elkaar op het land in het bijzijn van een groot aantal getuigen, die noch doof noch stom mochten zijn en die de gehele sippe of stam representeerden. Als hulpmiddel voor het geheugen vond de leve ring symbolisch plaats door overhandiging van een halm, een kluit aarde, een tak van een boom of splinter van een huis. Het ver band van symbool en zaak gaat soms geheel verloren. In Israël was een schoen het zinne beeld van het over te dragen land. De volkeren die leerden schrijven taxeerden weldra geschriften van hoger waarde dan mondeling getuigenis (verba volant, scripta manent) en namen de gewoonte aan deze voorvallen als histoire locale op te tekenen. Deze maatregelen slaagden erin de wet van de jungle af te schaffen en een begin van so ciale vrede (en gezapigheid) te doen ont staan. Babyion In het oude Babyion werd het burgerlijk ge zag vereenzelvigd met het godsdienstige. Bij gebreke van een staatsinstituut dat rechten op de bodem waarborgde, werd privaateigen dom verzekerd door de aanroeping van god delijke bescherming. Bij overdracht van land werd een oorkonde in steen op het veld op gesteld. Deze palen hebben godsdienstige reliefs en scènes die de overdracht voorstel len. De stenen golden als „grensbepaler voor eeuwig". Zij waren uit hard materiaal ver vaardigd in phallusvorm, welke tevens de vruchtbaarheid diende. De onschendbaarheid van de afgod deelde zich aan de bodem mee, want in het symbool (veelal zijn tekens van de dierenriem afgebeeld) werden de goden zelf aanwezig geacht. Wie ze schond beging een „misdaad tegen de goden" en kon aan de goden geofferd worden. De onaantastbaar heid van de grenssteen werd benadrukt door vloekformules die als volgt konden luiden: „Voor immer, voor eeuwig, voor verre dagen! Wan neer een landsbestuurder over dit veld beklag ontvangt en korting of verkleining daaraan vaststelt, zo mogen Omdat het blijkbaar voorkwam dat misdadige lieden vrijuit wilden gaan door een ontoere keningsvatbare de grondroof te laten ver richten bedacht men een variant die ook weer in extenso in de steen werd gebeiteld: „Wanneer iemand deze vloeken vreest en er voor zorgt dat een dwaas of een doof man of iemand die geen oordeel heeft het memoriaal op deze steen vernietigt, verandert, verbrandt; de steen in het water werpt of hem verbergt in een veld waarin hij niet gezien kan worden; moge Adad zijn veld overweldigen zodat overvloedig kruid in plaats van groen gras opspringe en doornen groeien in plaats van graan, en moge Sin zijn lichaam met melaatsheid als met een kleed be kleden." De eigenaren verwezen als strafsanctie dus naar de toorn van de goden. Een oorkonde opstellen, eigendom openbaar maken, was identiek met „vloeken". De vloek trof ieder die het recht aantastte of het bewijs ervan vernietigde, die het veld braak legde, palen verwijderde, het oppervlak veranderde of „bij het meten nieuw zaad gebruikte". Landmeten vond namelijk plaats door de hoeveelheid graan die voor inzaai nodig was te bepalen. Zelfs de oppervlakte van een dadelboom gaard wordt uitgedrukt in schepels graan. Wanneer de grond verkocht werd, moest men de oude namen uithakken. Daarna werd de steen gladgemaakt en van nieuwe tekst voor zien. Op de duur liet men de grenssteen zoals hij was en men beitelde de overeenkomst van overdracht in een losse steen. Dit is de uit vinding van de akte. Een dergelijke stenen oorkonde die kennelijk in een tempel bewaard werd luidde: De uitvinding van het schrift op kleitabletten maakte de bewaring van kopie-aktes tot al gemene regel, zodat de eigendom voortaan behalve met religieuze ook met burgerlijke garanties kon worden omgeven. Het wetboek van Hammurabi bepaalde: Iedere verkrijging die zonder getuigen en geschreven overeen komst geschiedt is ongeldig. De verkrijger is 256 de grote goden, wier namen op deze oorkondesteen genoemd en wier wapens en tronen zichtbaar afgebeeld zijn, de dader met boze vloeken vervloeken en zijn naam uitroeien. Mardoek de machtige, heer van dit veld, moge zijn licht en donker bloed als water uit gieten. Sin geve hem onlesbare waterzucht; zijn onbe graven lijk mogen de honden aan stukken scheuren, rusteloosheid treffe hem in het hiernamaals. Ninip moge de zoon roven en geen nageslacht geven. Bin, de grote wachter van hemel en aarde moge zijn veld over stromen, zijn grensstenen wegvagen en de oogst ver trappen." „S schenkt het land X voor alle toekomstige dagen aan zijn dochter B, bruid van J, die dit schreef om ononderbroken de herinnering aan deze schenking te vereeuwigen, en op deze steen de Wil der grote goden en van God Serah vermeldde."

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 4