298
in de afgelopen jaren zulk een steeds groeien
de betekenis wordt toegekend, leent zich niet
alleen voor een terugblik op hoe het groeide.
Een aspect onder de vele die niet in onze
zeer summiere schets werden betrokken is
die van de ontwikkeling van de middelbare
landmeetkunde in de afgelopen kwart eeuw.
Aangestipt werd reeds dat na de Bevrijding
honderden onzer collega's hun weg vonden
naar een landmeetkundige dienst van een
lager overheidsorgaan en particuliere land
meetkundige diensten.
Het aantal en de omvang van dergelijke
diensten is wel niet geheel bekend, maar het
vermoeden is gewettigd dat dit sedert de
Bevrijding in totaal naar de honderd loopt
met een bezetting van meer dan duizend
medewerkers. De tijd zal leren of zich eniger
mate hetzelfde verschijnsel zal voordoen als
de geschiedenis der landmeterij in de
19e eeuw ons heeft te zien gegeven, toen de
uitbouw van een voor die dagen voortref
felijk georganiseerde kadastrale dienst zelfs
de landmeters van Rijnland overbodig maak
te. In elk geval zal voor de kleinere en klein
ste gemeenten van Nederland de noodzaak
vervallen zijn van het aantrekken van een
landmeetkundige kracht, wanneer door her
meting en ruilverkaveling de kadastrale
dienst deze gemeenten kan voorzien van
basiskaarten op elke gewenste schaal en van
een in het terrein aanwezige meetkundige
grondslag, aangesloten aan het stelsel der
Rijksdriehoekmeting. Een basiskaart en een
grondslag, met behulp waarvan via een door
de eigen gemeentedienst uitgevoerde detail
meting op betrekkelijk gemakkelijke wijze
een technische kaart kan worden vervaar
digd. Voor de gemeenten van grotere om
vang zal de aanwezigheid van zulke basis-
kaarten en van een meetkundige grondslag een
groot voordeel opleveren, waarvan voor
al door integratie van kadaster en landmeet
kundige diensten van lagere organen van de
overheid kan worden geprofiteerd. En dat
een dergelijke integratie wordt gediend door
het overgaan van middelbaar personeel van
het Kadaster naar deze diensten is aan geen
twijfel onderhevig; één der voor de praktijk
prettige kanten van een voor het Kadaster-
zelve te betreuren uittreding.
Voor ons Corps van T.A.K. is naar het
mij wil voorkomen ook in de zeer nabije
toekomst een prachtige taak weggelegd. In
de komende jaren wanneer de Bijhou-
dingsdienst de achterstand zal hebben be
dwongen en de hermeting (die ondanks alle
tegenwerkende factoren in 1961 nog 5000 ha
bedroeg) op forse wijze zal kunnen worden
aangepakt, kan het niet anders of landmeet
kundige ambtenaren zullen bij de hermetings-
afdelingen van de L.D. in groot aantal bij
de velddienst worden tewerkgesteld. En de
versnelling van de aanpak voor de realise
ring van het Meerjarenplan voor Ruilverka
veling zal ongetwijfeld eveneens een aan
merkelijke vermeerdering van het getal
medewerkers uit ons Corps naar de veld
dienst brengen.
De verwezenlijking in deze tijd van de
groeiende betekenis van ons Corps voor de
toekomstige ontwikkeling van het Kadaster
van vele punten uit het enige jaren ge
leden gepubliceerde Program van Actie van
de Vereniging van Technische Ambtenaren
van het Kadaster hoopt ook schrijver dezes
in deze grootse toekomst voor de kadastrale
dienst nog te mogen meemaken. Door die
toekomst zal uiteraard niet alleen de veld
dienst worden beroerd, doch ook ten kantore
zal de uitzonderlijk grote vermeerdering van
werk een verschuiving en een verdere ar-
beidsdifferentiatie teweeg brengen. In de
ongewisse toekomst ligt nog de uitslag van
de bestudering der mogelijkheden tot aan
passing van de gehele kadastrale administra
tie aan moderne boekhoudingssystemen,
doch reeds nu is er een groei naar de aan
stelling van een grote groep van administra
tieve ambtenaren en van technische assisten
ten, die het lager technisch en het admini
stratief werk van de middelbare landmeet
kundig ambtenaar ten kantore overnemen.
En zal voor de meetarbeider (vijfentwintig
jaar geleden nog de „kettingtrekker") niet
juist de aanzienlijke vermeerdering van de
veldarbeid de mogelijkheid vergroten van
een promotie naar de eindrang van land-
meetassistent-vakman?
Een terugblik als deze, van een bewegelijke
dienst in een uiterst bewegelijke tijd, kan niet
anders zijn dan een heel summier aanstippen
van enkele momentopnamen uit de jaren
waarin het Kadaster vanuit crisistijd door
oorlog en bezetting heen werd geloodst naar
de huidige onbeschrijfelijk interessante pe
riode van hoogconjunctuur, een kwarteeuw
waarin de heer Meelker de evolutie van de
kadastrale dienst meebeleefde, meemaakte en
er mede richting aan gaf.