1 f— 1 303 11 J lichtgevoelige laag tekening fig. 7 ven) in werking om het raam luchtledig te zuigen, terwijl intussen het raam 90° of 180° wordt gedraaid. Dit laatste is afhankelijk van de plaats van de belichtingslampen. Wanneer tussen glas en deken de lucht is weggezogen wordt de belichting ingescha keld (fig. 8). Hiervoor worden meestal de z.g. overspanningslampen of puntlichtlampen gebruikt. In speciale gevallen neemt men hier voor ook wel de koolspitslamp (fig. 9). Genoemde lampen geven een zeer felle en tevens goed gelijkmatige belichting, hetgeen bij de fotografie vanzelfsprekend hoogst be langrijk is. Na de belichting worden origineel en foto materiaal uit het vacuümraam verwijderd. a. rubber deken b. drager c. lichtgevoelige laag d. glas e. tekeningdrager f. tekening g. lamp Het laatstgenoemde materiaal wordt in de ontwikkelaar gelegd. (De bij de verschei dene filmmaterialen behorende ontwikkelaar wordt door de betreffende fabrikanten veel al „gereed voor gebruik" geleverd.) Door de belichting zijn de gedeelten van de laag die aan het licht zijn blootgesteld ver anderd, in tegenstelling tot de gedeelten die door de tekening (lijnen e.d.) tegen het licht zijn beschermd. Dit moet nu door het ont wikkelen zichtbaar worden gemaakt. De eerst genoemde gedeelten blijken nu don ker gekleurd te zijn, terwijl de bedekte ge deelten doorzichtig zijn gebleven. Men heeft een spiegelbeeldig negatief verkregen. Er is immers van een rechtlezend (normaal lees baar) positief (de kaart) uitgegaan. Na het ontwikkelen moet het materiaal wor den gefixeerd. (Het beeld wordt vastgelegd.) De onbelichte gedeelten worden hierdoor goed helder en de achtergebleven zwart ge worden laag wordt gehard. Tenslotte wordt het negatief gespoeld in wa ter om de nog aanwezige chemicaliën te ver- fig. 8 fig. 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 17