-Qindexamenopgauen 1962
H.T.S. voor de Bouwkunde te Utrecht,
afd. Landmeetkunde
2.
1 1000
1 1500
1 2000
1 2500
3.
d.
D. Als A, maar bovendien moeten
313
Landmeetkunde I en II
Tijd
1.
a.
150 minuten
Waarom levert het afpassen op een
kaart van een vierkant perceel van
30 X 30 mm een nauwkeuriger be
paalde grootte op dan het afpassen
van een rechthoekig perceel van
10 X 90 mm?
Indien de grootte van het rechthoe
kige perceel volgens de halfgrafische
methode zou worden bepaald, welke
maat moet dan gemeten zijn en waar
om?
Vul voor een schijfpoolplanimeter on
derstaande tabel verder in:
Schaal
Armlengte
472,50
Relatieve
waarde
noniuseenheid
1 m2
1 m2
2 m2
5 m2
a. Geef een definitie van de richtlijn van
een buisniveau, waarvan het inspelen
beoordeeld wordt met een niveau
prisma.
b. Met welke regelingseis dan wel con
structie-eis moet rekening gehouden
worden, indien een reversieniveau
voorzien is van een niveau-prisma en
waarom?
c. Wat verstaat men onder de hoekwaar-
de van een niveau?
Hoe bepaalt men deze hoekwaarde en
bij welke waterpassingen wordt hier
van wel eens gebruik gemaakt?
Vraag a. dan wel b. naar keuze te beant
woorden.
3. Voor een automatisch waterpasinstru
ment (dus met een compensator en
een doosniveau) gelden twee rege-
lingseisen.
Formuleer deze en beschrijf de metho
den van regeling.
b. Voor een modern waterpasinstrument
met een reversieniveau voorzien van
verticaal werkende correctieschroefjes,
een doosniveau, een hellingschroef en
een vaste vizierlijn (dus zonder cor
rectiemogelijkheid van de kruisdraden)
gelden twee regelingseisen.
Formuleer deze en beschrijf de metho
den van regeling.
4. Een waterpasinstrument bezit een hori
zontale rand verdeeld in decimale graden,
die ieder weer in twee delen zijn verdeeld.
Het afleesmiddel is een nonius, die 25 de
len bevat. De lengte van de nonius komt
overeen met 12 graden op de rand.
Bepaal de noniuseenheid.
Hoe zal de laatste noniusstreep be
cijferd zijn?
Teken een vergroot stukje van de
rand en geef hierop nauwkeurig de
plaats aan van de indexstreep van de
nonius, indien 19,80 gr afgelezen
wordt.
Welke noniusstreep zal bij deze af
lezing van 19,80 gr coïncideren?
Op het terrein zijn de rechten flt t2 en a
gegeven. Op de rechten en t2 liggen
respectievelijk de punten T1 en T2.
Gevraagd:
a. Geef voor ieder der na te noemen ge
vallen A t/m D aan of het vraagstuk
precies bepaald is, of er te veel ge
gevens zijn of dat er te weinig gege
vens zijn.
A. Een tweedelige korfboog uit te
zetten, waarvan de cirkel met het mid
delpunt Mi in T\ aan t\ raakt en de
cirkel met het middelpunt M2 in 72
aan t2 raakt.
B. Als A, maar de cirkel met het mid
delpunt Mi moet bovendien loodrecht
staan op de rechte a.
C. Als A, maar beide cirkels moeten
loodrecht staan op de rechte a.