geen toeval dat ook midden in de crisistijd
het Corps Tekenaars zich onderscheidde door
het enthousiast volgen van de Cursus, waar
aan de naam van het latere hoofd van de
Centrale Tekenaarsopleiding, Ir. F. Harkink,
onverbrekelijk verbonden is.
Het tenietgaan van de „vrije opleiding" en
het recruteren van tekenaars van het Kadas
ter uit het overtallig belastingpersoneel (na
1938 konden ook de tijdelijke rijksklerken en
schrijvers voor de ambtelijke opleiding toe
latingsexamen doen) hadden trouwens tot
gevolg dat al spoedig de behoefte werd ge
voeld aan een planmatige en gecentraliseer
de rijksopleiding. 1 april 1939 werd de Cen
trale Opleidingsschool van het Kadaster ge
opend op de bovenverdieping van een oude
lagere school in de Zwetstraat te 's-Graven-
hage.
Velddienst
De crisistijd bespoedigde ook bij de velddienst
het begin van een revolutionaire verandering.
Sedert 1920 was onder aanvoering van Koop-
mans in woord en geschrift een niet-aflaten-
de propaganda gevoerd voor het verrichten
van landmeetkundige terreinwerkzaamheden
door lager bezoldigd personeel, i.e. de teke
naars van het Kadaster. Nog in 1929 had o.a.
de actieve en scherpziende landmeter Harkink
gepleit voor het inzetten van lager metend
personeel bij de zo broodnodige hermetingen.
Stoutmoedige denkbeelden als we bedenken
dat sedert omstreeks 1810 het gebied der
praktische landmeetkunde nagenoeg een mo
nopolie geweest was van de landmeters van
het Kadaster. De ontwikkeling ging evenals
elders in de Maatschappij echter haar eigen
gang en in deze crisistijd der dertiger jaren
kreeg de „veld-assistentie" de wind in de
zeilen. De proef-Amsterdam kwam, waarbij
in 1931 de collega's Valk en Pieterson een
gedegen opleiding kregen voor het verrichten
van veldwerkzaamheden, een proef die op
zulk een overtuigende wijze de bruikbaarheid
van de ervaren middelbare ambtenaar van het
Kadaster op dit terrein bewees, dat binnen
enkele jaren enige tientallen tekenaars naar
de velddienst werden overgeheveld.
Zo was dan de situatie in 1933: stopzetting
van de indienstneming van adspirant-landme-
ters, recrutering van de (toch altijd noodza
kelijk blijvende) meetkrachten voor de kada
strale dienst alleen nog uit de middelbare
ambtenaren. En onder deze voor de a.s. land
meters benauwende vooruitzichten was de
20-jarige S. M. Meelker na de beëindiging
van zijn opleiding aan de Coevordense Ho
gereburgerschool in dat jaar ingeschreven als
student aan de landmeterscursus op de Land
bouwhogeschool te Wageningen. Reeds een
jaar later was hij geslaagd voor het examen
der eerste studieperiode. Doch het leven in
deze voor een landmeter richtinggevende
sfeer van landbouwwetenschappelijke bedrij
vigheid zou spoedig voor hem en zijn jaar
genoten een einde nemen. Naar het heette
vooral uit bezuinigingsoverwegingen werd
betrekkelijk kort na het overlijden van prof.
Dieperink de landmeterscursus in het oude
Rijnstadje opgeheven, en in september 1935
overgebracht naar de Technische Hogeschool
te Delft. Dhr. Meelker was een der eersten
(n.l. in juli 1936) aan wie het Delftse diplo
ma van civiel-landmeter kon worden uitge
reikt. Hij vond al spoedig landmeetkundig
werk bij het Staatsbosbeheer in zijn geboorte
streek in Drenthe.
Intussen was in het begin van 1936 een acht
tiental civiel-landmeters op arbeidscontract
bij het Kadaster in dienst genomen, niet zo
zeer om deze later in vaste dienst te doen
overgaan als wel voor het doen doorlopen
van een stagetijd voor latere vestiging als
291
De heer Meelker boven op een stelling bij het
bepalen van een snelliuspunt in de bossen
bij Naarden (1939)