293
eilanden zwaar gehavend, gehele streken in
Noord-Brabant en Limburg, de Betuwe en de
Achterhoek één noodgebied, Rotterdam ge
bombardeerd gelijk Eindhoven, Nijmegen,
Den Haag, Rhenen en tientallen andere
stads- en dorpskernen. Langs de hele Noord
zeekust dorpen en woonwijken van steden
afgebroken. Moderne inzichten op het ter
rein van de ruimtelijke ordening kregen bij
de wederopbouw en bij de reeds midden in
oorlogstijd voorziene ontzaglijke stadsuit
breiding in nagenoeg iedere grote en middel
grote gemeente hun kansen. De vraag naar
betrouwbare basiskaarten voor wederop
bouw en voor uitbreidingsplannen werd
overstelpend. Vooruitstrevende gemeenten
met hun (vooral voor eigen zaken een wijd
open oog hebbende) actieve gemeentebestu
ren besloten voor en na tot de instelling van
een eigen landmeetkundige dienst, bovenal
toen bleek dat er van een stelselmatige aan
pak en planmatige verdeling en richting van
het in Nederland aanwezig landmeetkundig
potentieel niets terecht zou komen.
Bij de instelling van een eigen landmeetkun
dige dienst van gemeente, provincie of wa
terschap was er nagenoeg geen vraag naar
in Wageningen of Delft afgestudeerde land
meters, doch die naar in de praktijk gevorm
de middelbare landmeetkundigen was des te
groter.
Zonder al te grote moeite werden deze laat-
sten bij het Kadaster weggekocht. Want al
heerst er sedert onheuglijke tijden een sterke
corpsgeest onder de Technische Ambtena
ren van het Kadaster, en al bestaat er een
hechte verbondenheid met het dienstvak,
deze kostbare imponderabilia konden niet
verhelen, dat de kansen voor de actieve
landmeetkundige bij de lagere bestuursorga
nen veel groter waren voor het verkrijgen
van een werkkring, die meer ruimte laat en
meer gelegenheid biedt voor de ontwikkeling
van zijn persoonlijkheid, voor het dragen van
verantwoordelijkheid met daaraan verbon
den een veel bétere salariëring, dan het Ka
daster ,,hic et nunc" kon geven. Honderden
landmeetkundigen keerden in de loop der
laatste vijftien jaren de kadastrale dienst de
rug toe, deze dienst achterlatende met een
steeds groeiende achterstand.
Samenloop van omstandigheden
Voor de oppervlakkige toeschouwer leek het
er in de oorlogsjaren op, dat de sterke uit
breiding van het aantal ruilverkavelingen
(in 1941 werd er over een oppervlakte van
65.000 ha aan ruilverkavelingen aangenomen
of opgelegd) te wijten was aan de behoeften
van het nationaal-socialistische Duitsland,
om ook in de wingewesten de opbrengst van
landbouw en veeteelt voor de voedselvoor
ziening zo hoog mogelijk te doen zijn. Ruil
verkaveling bleek echter géén oorlogsver
schijnsel en was een eis van de tijd gewor
den, wilde men aan onze Nederlandse agra
riërs ook in het na-oorlogse bestel de con
currentiemogelijkheden geven en hen een
vooraanstaande plaats doen behouden bin
nen het groeiende verband van de Europese
economische samenwerking.
De heer Meelket als landmeter-deskundige bij de
schattingswerkzaamheden voor de
ruilverkaveling „De Kolken" (1949)
Instede van een overheveling van werk
krachten vanuit de Ruilverkavelingsdienst
naar de diensten van hermeting en bijhou
ding, zag men ook na 1945 een vergroting
van het aantal metende ambtenaren bij de
Ruilverkavelingsdienst (van 43 op 81).
In 1946 was dhr. Meelker een dergenen, die
in deze dienst de zware maar zeer dankbare
praktijk van het ruilverkavelen leerde ken
nen. Op 1 oktober van dat jaar werd hij naar
Groningen verplaatst. 1946, een jaar dat in
die tijd een topjaar was van aangevraagde
ruilverkavelingsoppervlakte, n.l. 45.000 ha,
en een begin van de versnelde ontwikkeling
naar de lawine van aanvragen, waaraan zon
der enorme personeelsuitbreiding niet zou
kunnen worden voldaan. Doch niet alleen
bij de Ruilverkavelingsdienst was een
schreeuwend gebrek aan personeel.
Immers de Bevrijding vond ook in Nederland
een schrikwekkende achterstand in de wo
ningbouw, die gaandeweg groot blééf door
de steeds snellere groei van de bevolking, de