295 tie „Aantekeningen over het ontwerp voor een nieuw burgerlijk wetboek van Prof. Meijers". Het wil mij voorkomen, dat het bij de hier voor geschetste ontwikkeling nog maar een kwestie van afzienbare tijd is dat de beroeps aanduiding van de academisch gevormden bij het Kadaster aan de nieuwe situatie zal worden aangepast. Vermoedelijk zal dan de beroepsnaam van „landmeter", welke in de Nederlandse geschiedenis van de landmeterij terug gaat tot diep in de late middeleeuwen en nog steeds voor de praktische beoefenaren als het ware op het lijf geschreven is, bij het creëren van de „Ingenieur van het Kadaster" wel overgaan op het corps landmetende ambtenaren van deze dienst aan wie de uit voering van het veldwerk inmiddels zal zijn overgedragen. Want onder het gehele bestel van de mo dernisering van de kadastraal-technische or ganisatie behoorde ook de gestadige groei van het aantal middelbare landmeetkundigen voor de vele meetwerkzaamheden van lagere orde waarvan hiervóór sprake was. Waren er in 1951 bij de Bijhoudingsdienst ongeveer 150 landmeters en 8 landmeetkundige amb tenaren bij de velddienst werkzaam, in 1962 zijn dit 110 landmeters en 42 landmeetkun dige ambtenaren, waarbij dan nog komen 77 landmeetkundigen van een in 1955 in het le ven geroepen nieuwe categorie, de Tech- nisch-ambtenaren, gerecruteerd uit land meetkundige ambtenaren via een ambtelijke vakcursus voor middelbare landmeetkunde en uit studenten aan de afdeling Landmeet kunde van een H.T.S., die voor hun eind examen zijn geslaagd. Op welk een wijze de kadastrale dienst is gegroeid ondanks het wegtrekken van de honderden collega's die bij lagere organen gelegenheid hebben de integratie te helpen bevorderen tussen de tientallen verschillende landmeetkundige afdelingen van gemeenten enz. en het Kadaster, blijkt uit een verge lijking: in 1952 waren er 205 landmeters, in 1962 was dit aantal leidende ambtenaren 168. In 1952 telde het Corps T.A.K. 290 landmeet kundige ambtenaren (A) en 128 tekenaars: in 1962 is de situatie: 113 landmeetkundige ambtenaren te velde en 372 landmeetkundige ambtenaren (A) en tekenaars ten kantore; waarbij dan nog komen 95 technisch-ambte- naren. In 1952 waren er ten kantore slechts weinige lagere bureau-ambtenaren; het ad ministratief personeel bedraagt in 1962 129 personen. Tien jaar geleden bestond het corps landmeetassistenten (meetarbeiders) uit 110 man; thans is dat 281 Vertrouwen in eigen kracht Het is nog niet zo verschrikkelijk lang gele den dat over het Kadaster werd geschreven als van „het.zieke kadaster", en dat men op merkingen hoorde over „een failliete boel", karakteristiek voor de donkere jaren welke moesten worden doorworsteld. En terug ziende op deze donkere tijden, waarin een uittocht der meest-actieven, gevolgd door personeelsgebrek en de vele grieven der overblijvenden gepaard gingen met een steeds hogere en dikkere rijstebrijberg van achterstand op welhaast alle gebied, kunnen we ons deze pessimistische opmerkingen wel indenken. De geest van lijdelijkheid ten aan zien van het gebeuren op planologisch terrein is echter volledig uitgebannen, en al zijn er dan nog altijd bij de Bijhoudingsdienst een kleine 90.000 openstaande akteposten en wel licht 100.000 nog te meten stichtingen of be langrijke veranderingen in de plattegrond van gebouwen, en al is de hermeting van 128.000 hectaren gebied zeer urgent en van 510.000 ha urgent, al moet binnen 40 jaren lij miljoen ha worden geruilverkaveld, deze onvoorstelbaar grote landmeetkundige koek wordt thans langs planmatige lijnen opge geten. Wie als schrijver dezes sedert hét einde van de eerste wereldoorlog het kadastrale gebeu ren van nabij heeft mogen meemaken, die kan niet anders dan zich hartelijk over deze verandering verheugen. Toen in 1937 de heer Meelker de kadastrale dienst mocht intreden, moest (simpel voor beeld van verandering van het werkklimaat, dat boekdelen spreekt) nog worden gemeten mét de brede zware meetveer, met assistentie van losse werkkrachten in een gebied dat meestal per fiets moest worden bereikt. Thans bezitten wij de roestvrije rouleau, worden geassisteerd door vakbekwame land meetassistenten, die ons per dienstauto (naar schatting een 140 stuks) over grote afstan den kunnen vervoeren. Het ouderwetse hoekmeetinstrumentarium is totaal vervan gen door de meest moderne theodolieten. Op de kantoren is de ouderwetse uitrusting geheel verdwenen. Voor wie gedurende enige jaren buitenlands is geweest en op een bureau van de kadastraaltechnische dienst weerkeert, is het alsof de klok in enkele jaren een halve eeuw is vooruitgedraaid.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 9