339 grootte afzonderlijk of in combinatie kan wor den berekend. Aangenomen mag worden dat het huis nagenoeg rechte hoeken heeft en in de opgave geen foutieve maten zijn verwerkt. Wil men hier zeker van zijn en tegelijkertijd de projecties berekenen van de hoekpunten met m.c. 0.51 (bij R) en 0.50 (bij 5), dan kan dit via de thans bekende verhoudingen in de driehoeken met de toppunten P en Q. langs PR: 38,47 39,50 p 32,87-q 16,43 r:0,51. p 32,01 q 16,00 r 0,50 langs QS; 43,66 44,60 s 16,34 t0,50. s 16,00 t 0,49 Onder- en bovenzijde van het huis lopen dus op 16.00 m en 32,00 a 32,01 m evenwijdig aan de meetlijn. De dubbele som van de op pervlakten van de door de verlengden ge vormde trapezia tot op de meetlijn wordt nu: 16,00 [51,30 (73,10 21,40)] 16,01 (26,58 22,86) 15,05 [(39,10 32,00) (40,61 —32,01)] 2675,82. De dubbele som van de gevormde vierhoeken a en b: 6,30 [(38,47 32,01) (39,10 32,00)] (7,81 6,30) (38,47 32,01) (82,19 51,71) [(40,61 16,00) (43,66 16,00)] [(82,19 51,71) (51,30 26,58)] (43,66— 16,00) 1529,05 De totale grootte tot aan de meetlijn wordt dus (2675,82 1529,05) 2 2102,44. Hiervan moet worden afgetrokken de strook ter breedte van ongeveer 0,50 m langs de meetlijn. Strikt genomen dient men hiervoor de ge melde projecties te berekenen bij R en S. Uit de verhoudingen in de driehoeken heeft men echter al kunnen afleiden dat de lijnen RP en SQ ongeveer evenwijdig lopen; op 50 cm zal het verschil in elk geval zeer gering zijn. De strook kan men daarom voldoende nauwkeu rig berekenen uit: 0,50 X (73,10 21,40) 25,85. De grootte van perceel 425 wordt nu 2102,44 25,85 2076,59; afgerond: 2077 ca. Controle op de gevonden grootte van de fi guur tot aan de meetlijn wordt verkregen door toepassing van de trapeziumformules: [38,47 (82,19 21,40) 43,66 (73,10 30,35)] 2 2102,53 (gevonden 2102,44!). Heeft men tijd over, dan berekent men ach teraf de strook van 0,50 m breedte langs de meetlijn nauwkeurig; men vindt dan 25,88 ca. Opgemerkt wordt, dat voor de berekening van de vierhoeken a en b gebruik gemaakt is van de berekende loodlijnen 38,47 en 43,66. waarvan óók gebruik is gemaakt bij de con troleberekening. Is de controle hierdoor on deugdelijk? Toch niet, want een fout in deze loodlijnlengten zou door het grote verschil van de factoren waarmee die fout zou wor den vermenigvuldigd een duidelijk verschil in de uitkomsten opleveren. Vele kandidaten vergaten zich te vergewis sen van de juiste bepaling van deze loodlijnen, die toch de basis vormen van de verdere be rekeningen (zie controle op gemeten schuine zijden RP en SQ). Hierdoor werden al in het begin fouten gemaakt, die tot het einde door werkten en een vlotte naziening verhinderden. Het toepassen van s-formules in de figuren a en b is omslachtig en beslist minder juist. Grootteberekening van perceel 426 Dit perceel valt wat de berekening betreft uiteen in twee delen. Op het onderste ge deelte, dat eenvoudig van vorm is, kunnen trapeziumformules worden toegepast (kent men die wel??), eerst voor de vierhoek SQDUS, daarna hiervan aftrekken twee om geslagen trapezia. Vele kandidaten zijn deze figuur echter gaan verdelen in driehoeken, berekenden diagona len en hoeken en wilden dan via s-formules tot een oplossing geraken. Uiteraard onjuist en tijdrovend. Velen hebben het vraagstuk daardoor niet afgekregen. De berekening verloopt als volgt: dubbele opervlakte 43,66 (173,45 73,10) 52,80 (204,00 82,19)— 5,29 (204,00 110,15) 0,20 (200,94 73,20) 0,49 (110,15 73,10) 10323,78. oppervlakte 5161,89. Thans het bovendeel met de ingeschreven cirkel. Van de driehoek ATD zijn de drie zijden bekend. Met de s-formule wordt de op pervlakte berekend. 2s 159,92. s 79,96. Opp. 1106,69. Afgezien van rekenfouten (foutieve basis

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 13