zetting ingemeten en met vermelding van de maten op het plan ingetekend wordt. Nu ontstaat dus de eigenlijke maatbepaling, wel ke aan de stedcbouwkundige afdeling wordt doorgegeven, Stedebouw kan nu verder gaan detailleren, waarna de landmeetkundige dienst naar behoefte uitzettingen uitvoert, b.v. voor rioleringen, het aangeven van bouwblokken en percelen voor de bouwers, het uitzetten van bogen voor bestratingen e.d. Daar de maatbepaling in het terrein gebeurt, wordt het uitbreidingsplan meestal ruim op gezet, dat wil zeggen dat door het situeren van groenstroken rondom het plan en langs de hoofdwegen de mogelijkheid voor de land meetkundige geschapen wordt om verschillen tussen feitelijke en getekende situatie in deze groenstroken weg te werken. Het uitzetten van bogen in wegen gebeurt met behulp van gegevens uit een bogenboekje. Meestal is alleen de straal van een boog gegeven, zodat de landmeetkundige zelf de overige gegevens voor de uitzetting moet berekenen. Situatiemetingen worden, zo mogelijk, in het R.D.-systeem verricht; een enkele keer ook in een eigen stelsel. Dit laatste is meestal het geval bij kleine metingen van b.v. kruispun ten van wegen in verband met verkeerstech nische verbeteringen e.d. Een bijzondere opdracht, die eind 1960 en begin 1961 uitgevoerd is, was een waterpas sing 'ten behoeve van het Hoogheemraad schap de Brabantse Bandijk. Deze opdracht vloeide voort uit de overstroming van de ri vieren Mark en Weerijs in de winter van 1960. Volgens het reglement van de Brabantse Bandijk heft het Hoogheemraadschap een be lasting op de percelen in de stad Breda. Deze belasting is afhankelijk van de hoogteligging van de percelen. Boven 4,00 m N.A.P. zijn de percelen vrijgesteld. Tussen 2,50 m N.A.P. en 4,00 m N.A.P. geldt een be paald tarief en beneden 2,50 m -j- N.A.P. be taalt men het dubbele tarief. Waar nu de hoogteligging te Breda schommelt om de 2,50 m -f- N.A.P. moest een perceelsgewijze waterpassing plaatsvinden, teneinde tot een juiste belastingaanslag te komen. Alle eigen domspercelen zijn daarom gewaterpast. De opdracht voor het vervaardigen van een stratenplan is ontstaan uit de behoefte van de verschillende gemeentelijke en andere diensten aan een goede overzichtskaart van de gemeente Breda. Het moet dus voor ver schillende doeleinden gebruikt kunnen wor den, zoals leidingenkaart voor G.E.B., gas, waterleiding en P.T.T., maar tevens moeten er met voldoende nauwkeurigheid maten aan ontleend kunnen worden door stedebouw, ci vieltechnische dienst e.d. Tot nu toe werden voor dit doel meestal kadastrale kaarten ge bruikt of vergrotingen hiervan, welke echter het nadeel hebben dat ze een eigendomstoe stand weergeven en dus geen feitelijke, vol ledige situatie. Bovendien zijn de vergro tingen veel te onnauwkeurig om er maten aan te ontlenen, terwijl de oorspronkelijke schaal te klein is om als leidingenkaart dienst te kunnen doen. In overleg met de andere diensten is beslo ten om een bladmaat 60 X 80 cm aan te houden, het stedelijk gebied te kaarteren op schaal 1 500 en het landelijk gebied op schaal 1 1000. Gemeten wordt een volledige straatindeling met kolken, rioolputten, lan taarnpalen, gassifons, waterafsluiters, bo men enz., welke indeling begrensd wordt door voorgevels, muren, hekken, hagen, slo ten e.d. De meting gebeurt in het R.D.-systeem, waartoe een geheel nieuw net van vaste pun ten gemeten moet worden, omdat bij de oude situatiemetingen vaak een eenzijdige uitbrei ding van het grondslagnet werd toegepast, die hier en daar rammelde. Daartoe zijn eerst de mogelijkheden bekeken voor aansluiting op torens die bekend zijn in het R.D.-stelsel, hetzij via een vastleggingsbout, hetzij via een basismeting. Dit aantal aansluitingspunten is uitgebreid door het meten van 30 snelliuspunten. De snelliuspunten zijn vereffend uit 5 a 7 ach terwaartse richtingen, waarbij een nauwkeu righeid verkregen werd van de lange en korte as van de foutenellips variërend van respec tievelijk 1,2 cm en 1,7 cm tot 5,8 cm en 6,8 cm. In die snelliuspunten zijn richtingen ge meten naar R.D.-punten in alle omliggende gemeenten, zoals Oosterhout, Dongen, Nieuw-Ginniken, Rijsbergen, Etten-Leur, Prinsenbeek, Zevenbergen en Terheijden. Het grondslagnet kan dus altijd uitgebreid wor den door het meten van één of meer snellius punten of aansluiting op R.D.-punten. Bovendien werden van drie torens de coördi naten in het R.D.-stelsel berekend door ver effening uit vier tot zes voorwaartse rich tingen, waarbij een nauwkeurigheid verkregen 342

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 16