Examen - opgaven Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat Examen voor Landmeetkundig ambtenaar bij de Luchtkaartering. Opgaven van het schriftelijk examen van Deel I, afgenomen op 15 en 16 juni 1960. A. Fotogrammetrie Tijd: 3 uur 1. Van de zes gebruikelijke oriënteringspun- ten in het ruimtemodel van twee verticale opnamen, kunnen alleen de punten 1, 3, 4, 5 en 6 worden gebruikt voor de rela tieve oriëntering van het beeldenpaar 1-2. Beredeneer de relatieve oriëntering van dat beeldenpaar, als voor de parallax- formule voor camera 1 geldt: A Y—XAx'X^ A <p' X~ \h~- A co' h h Aby'+^A bz' h 2. Op een luchtfoto van vlak, horizontaal terrein komen de punten 1' t/m 6' voor, zoals in de fig. is aangegeven. V J' Daarnaast zijn de punten 1 t/m 4 in hun juiste ligging gekaarteerd (op een bepaal de schaal). Hoe construeert u de juiste ligging van de punten 5 en 6 in de figuur? Voer deze constructie uit op het bijgevoegd papier. (Het mag schetsmatig, b.v. met behulp van een reepje papier inplaats van met passer en liniaal) 3. Voor de controle van de linker camera van de A5 van Wild wordt in 9 punten van een rooster (met onderling gelijke afstanden, terwijl het middelste punt het hoofdpunt is) een meting uitgevoerd, waarbij alle elementen op hun nulpunt zijn ingesteld. Het resultaat van deze metingen is: X 289.82 499.82 709.98 Y 710.26 710.24 710.22 289.90 499.82 709.90 500.26 500.16 500.06 289.98 499.82 709.82 290.42 290.24 290.06 Hierbij zijn de X-coördinaten boven de streep en de Y-coördinaten onder de streep geschreven. Zijn de nulpunten van x, co en cp wel juist? Breng zo nodig correcties aan in deze me ting voor eventuele instelfouten van deze nulpunten en bepaal de overblijvende af wijkingen, waaruit een eventuele ontrege ling van het instrument blijkt. Y=XAx ~A(p ~rh~~ A co :XAx ~Acp n A by -d bz 344 r s'

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1962 | | pagina 20