c^anclcickt RUILVERKAVELINGEN EN LANDSCHAP 18 In het boekwerk Strijd om schoonheid samengesteld onder redactie van Ton Koot ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Bond Heemschut, in 1961 uitgegeven door uitgeverij Ploegsma te Amsterdam betoogt Drs. R. J. de Wit, secretaris van de contact commissie voor natuur- en landschapsbescher ming het volgende omtrent het landschap in verband met de ruilverkavelingen: De sterke vermindering van de oppervlakte woeste grond in ons land, welke in het vorige artikel reeds werd gememoreerd1), is voor het grootste deel veroorzaakt door ontginnin gen ten behoeve van de landbouw. Reeds in de vorige eeuw werden, nadat de uitvinding van de kunstmest dit technisch mogelijk had gemaakt, grote oppervlakten aan heidevelden ontgonnen. Het was echter in de crisisjaren vóór de laatste wereldoorlog, dat de werkelijk grote klappen vielen en in werk verschaffing vele tienduizenden hectaren na tuurgebied werden ontgonnen. Doordat het accent toen geheel viel op de werkverschaf fing en hiervoor inderdaad hoge subsidies werden verleend, werden vele ontginningen ter hand genomen, die matige tot slechte land bouwgronden opleverden. In deze, ook voor de natuurbescherming benauwende jaren, deed de in 1932 opgerichte Contactcommissie voor Natuur- en Landschapsbescherming, waarbij ook de Bond Heemschut is aange sloten, een beroep op de regering om bij het subsidiëren van werkverschaffingsobjecten tot een zekere afweging van belangen te komen, teneinde het althans mogelijk te maken, dat de belangrijkste natuurgebieden zouden wor den gespaard. Deze aandrang uit de kring van particuliere organisaties heeft reeds in crisis jaren geleid tot de inschakeling van een adviescommissie van wetenschappelijk ge kwalificeerde natuurbeschermers, terwijl in 1940 de thans nog van kracht zijnde Natuur beschermingsbeschikking 1940 tot stand kwam. Daarbij werd aan de dienst van het Staatsbosbeheer de bevoegdheid verleend de met overheidssteun tot stand te brengen ont ginningswerken te toetsen aan de natuur wetenschappelijke en landschappelijke be tekenis van de in geding zijnde gebieden. Na de laatste oorlog speelden de ontginnin gen in werkverschaffingsverband geen rol meer, doch viel het accent bij het cultuur technische werk meer en meer op ruilverkave lingen. De eerste Ruilverkavelingswet in ons land dateert van 1924; deze gaf een wettelijke basis aan de mogelijkheid door kavelruil te komen tot een meer rationele indeling van de grondeigendom in het agrarisch gebied. Het ruilverkavelingswerk heeft echter pas na de tweede wereldoorlog in ons land een grote vlucht genomen. Daarbij deed zich de interes sante ontwikkeling voor, dat dit werk in vrij snel tempo evolueerde van een eenvoudige kavelruil tot een grootscheeps programma van streekverbeteringen. In de moderne ruilver kavelingen wordt niet alleen gestreefd naar een rationele indeling van de grondeigendom, doch worden ook kostbare werken uitgevoerd ten behoeve van de waterbeheersing en de ontsluiting van het agrarische platteland. In vele gevallen komen hierbij ook de verplaat- Gedoeld wordt hier op een artikel van Mr. H. P. Gorter, Directeur van de vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland, getiteld: Bescherming van natuurgebieden. G. deelt hier o.a. mee, dat sedert 1911 de oppervlakte woeste grond van 500.000 ha tot ca. 200.000 ha verminderde.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 18