sing van boerderijen en de aansluiting op
waterleiding- en elektriciteitsnet aan de orde.
Bovendien wordt getracht in de ruilverkave
ling mede belangrijke toekomstige ingrepen in
de grondeigendom te verwerken, zoals de aan
leg van nieuwe rijkswegen en de realisering
van gemeentelijke uitbreidingsplannen. Het is
dan ook begrijpelijk, dat deze ruilverkavelin
gen nieuwe stijl 1 bovendien de neiging
hebben zich over een steeds groter oppervlak
uit te strekken. Waren het in de beginjaren
van de ruilverkaveling slechts kleine objecten
van enkele honderden hectaren, thans gaat
het soms om een oppervlakte van meer dan
tienduizend hectaren, zoals in het geval van
de ruilverkaveling Tielerwaard-west (12.728
ha), die in 1958 in stemming is gebracht. Het
valt te verwachten dat het ruilverkavelings-
werk in de komende decennia met kracht zal
worden voortgezet; op 31 december 1959 was
voor niet minder dan 1.200.500 ha ruilver
kaveling aangevraagd.
Wat is hiervan nu het effect op het land
schap?
Deze vraag kan niet voor alle landsdelen ge
lijk worden beantwoord, daar het antwoord
afhankelijk is van de vraag of het gebied waar
tot ruilverkaveling wordt overgegaan een bij
zondere landschappelijke betekenis heeft.
Vastgesteld moet echter worden dat uit de
aard van de zaak juist vele gebieden waar de
agrarische ontwikkeling is achtergebleven en
die deswege voor ruilverkaveling in aanmer
king komen, landschappelijk en vaak ook
natuurwetenschappelijk van grote betekenis
zijn. Wij denken hierbij met name aan de
harmonisch gegroeide cultuurlandschappen
van Twente, de Achterhoek, grote gedeelten
van Drente en Noord-Brabant, in welke ge
bieden momenteel een aantal ruilverkavelin
gen in volle uitvoering is.
Het is duidelijk dat de samenvoeging van per
celen in het kader van de kavelruil gepaard
gaat met het opruimen van bijvoorbeeld de
houtwallen, wanneer deze als perceelsgrenzen
overbodig worden. De gewijzigde waterbe
heersing maakt het vaak noodzakelijk de
weinige nog ongerepte beken aan te tasten en
verandert het waterpeil zodanig, dat de in het
ruilverkavelingsgebied gelegen natuurgebie
den alleen reeds daardoor worden bedreigd.
Bovendien worden vele van deze natuurter
reinen, vooral indien ze een kleine oppervlakte
hebben, in het kader van de ruilverkaveling
ontgonnen, teneinde de in het blok gelegen
boerenbedrijven aan meer cultuurland te kun
nen helpen. De verharding van de bestaande
zandwegen, hoe noodzakelijk ook, betekent
eveneens vaak verlies aan landschapsschoon.
In het algemeen kan worden gesteld, dat al
deze technische ingrepen noodzakelijkerwijze
de charme van het landschap sterk aantasten.
Gelukkig staan de natuur- en landschapsbe
schermers hierbij niet geheel met lege handen.
De hierboven genoemde Natuurbeschermings
beschikking 1940 maakt het mogelijk dat vol
gens een bepaalde procedure door de ambte
lijke natuurbescherming het behoud van in
het blok gelegen gebieden geëist kan worden,
voorzover dit behoud althans technisch moge
lijk is. Voorts is, aanvankelijk op basis van
dezelfde Natuurbeschermingsbeschikking, de
opstelling van een landschapsplan voor ruil
verkavelingen tot ontwikkeling gekomen. Het
Staatsbosbeheer, dat belast is met de opstel
ling van dit landschapsplan, tracht door
middel van het plan het verlies aan land
schapsschoon sterk te beperken en waar
mogelijk nieuwe beplantingen tot stand te
brengen. Het zijn vooral deze landschaps
plannen, die in het moderne ruilverkavelings-
werk een vaste plaats hebben verworven,
welke plaats ook werd erkend bij de wijziging
van de Ruilverkavelingswet in 1954, toen het
landschapsplan in de wetgeving werd ge
ïntroduceerd.
Of er voor de natuur- en landschapsbescher
ming verlies of winst optreedt bij het ruil-
verkavelingswerk, hangt in sterke mate af van
de landschappelijke kwaliteiten van het gebied
waar de ruilverkaveling wordt voorbereid.
Met de bestaande mogelijkheden voor het
vaststellen van een landschapsplan kan bij ge
bieden, welke arm zijn aan landschapsschoon
bijvoorbeeld heideontginningen uit de
vorige eeuw en het gebied van de Drents-
Groningse veenkoloniën in bepaalde ge
vallen worden gesproken van winst aan land
schapsschoon, wanneer de ruilverkaveling ge
paard gaat met de uitvoering van een be
hoorlijk landschapsplan. In deze streken moet
eigenlijk worden gestreefd naar een volledige
reconstructie van het landschap. Daarbij moet
worden opgemerkt, dat niet alleen de voor
bereiding, doch ook de uitvoering geheel komt
te drukken op de begroting van het Staats
bosbeheer. Of er sprake zal zijn van land
schapsschoon hangt dus in laatste instantie
af van het bedrag dat de overheid hiervoor
beschikbaar heeft. In de hierboven genoemde
harmonisch gegroeide oude cultuurlandschap
pen, zoals Twente en de Achterhoek, zal de
ruilverkaveling in de regel zeker geen winst