tentamen 1962 23 4. Beschrijf beknopt het meten van hori zontale hoeken volgens de repetitie methode. 5. Wat verstaat men bij de verticale hoek meting onder de indexcorrectie? 6. Teken een bovenaanzicht van een sex tant (met vermelding van de onder delen) en de gang van de lichtstralen in dit instrument. 7. a. Wat verstaat men onder de decli natie van de magneetnaald in een boussole en hoe wordt ze bepaald? b. Wat onder inclinatie en op welke wijze wordt ze opgeheven? 8. Welke gegevens moet men kennen om d.m.v. barometrische hoogtemeting een hoogteverschil te bepalen? Kadaster Tijd: l£ uur Zie examen 1962. Waarnemingsrekening Tijd: 2\ uur Zie examen 1962. Inleiding tot het recht Tijd: \-2 uur 1. Geef een omschrijving van de volgende begrippen: rechtsbevoegdheid, hande lingsbekwaamheid, handelingsbevoegd heid, rechtshandeling. 2. Wat is een rechtspersoon, wat een na tuurlijk persoon? 3. Kunnen ook na het aangaan van een hu welijk nog huwelijkse voorwaarden wor den gemaakt? Aan welke voorwaarden moet hierbij worden voldaan? 4. Wie is bevoegd tot het bestuur van de goederen der huwelijksgemeenschap? 5. Wat verstaat men onder bloedverwant schap en zwagerschap? 6. Wat zijn de gevolgen van afwezigheid? 7. Op welke gronden kan iemand onder curatele worden gesteld? 8. Wat verstaat men onder een alternatieve verbintenis? 9. Op welke wijze gaan verbintenissen te niet? 9. Beschrijf de regeling van een waterpas instrument van het type „alles vast" voorzien van een hellingschroef. 10. a. Welke formules worden toegepast bij de indirecte afstandmeting voor het bepalen van de horizontale en de verticale afstand tussen twee punten, onder gebruikmaking van: 1. een dradenafstandmeter met ver ticale baak; 2. een dubbelbeeldafstandmeter met horizontale baak? b. Hoe is de noniusbaak ingericht als de optelconstante B van de gebruikte dubbelbeeldafstandmeter in de af lezing op de baak is verwerkt? 10. Op welke wijze kan schuldvernieuwing plaats vinden? 11. Wanneer is bij het aangaan van een overeenkomst het maken van een beding ten behoeve van een derde toegestaan? 12. Welke zijn de bewijsmiddelen in een bur gerlijke procedure? 13. Wanneer is een akte authentiek? 14. Wanneer is een poging tot misdrijf straf baar? 15. Welke vormen van deelneming aan straf bare feiten kent het strafwetboek? Hogere Wiskunde Tijd: 2J uur 1. a. Teken in één figuur (met de cm als lengte-eenheid) de grafieken van de functies f (x) 2 V x en g (x) 4-x- voor 0 x <j 4. b. De loodlijn op de x-as in het punt met abscis p (0 <2 p <2 4) snijdt de grafiek van f (x) in A en die van g (x) in B. Voor welke waarde van p is de lengte van AB zo groot mogelijk? c. De loodlijn op de x-as in het punt met abscis 1 snijdt de grafiek van f (x) in C en die van g (x) in D. Bereken de verhouding van de opper vlakten van de delen waarin CD het door de grafieken van f (x) en g (x) begrensde vlakdeel verdeelt.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 23