2. Gegeven is de functie Bereken de uiterste waarden van f (x) in het interval -J n 2 i 7i en ga na van welke aard deze uiterste waarden zijn. 3. Gegeven zijn de functies f (x) px- en g (x) (p 1x; O a. Druk de abscissen van de snijpunten der grafieken van f (x) en g (x) uit in p en onderzoek of in het interval tus sen deze abscissen f (x) onder of boven g (x) verloopt. b. Bewijs dat de oppervlakte van het door de grafieken van f (x) en g (x) be grensde vlakdeel gelijk is aan (p 1)3_ 6 p2 c. Als p veranderlijk is, bereken dan de waarde van p, waarvoor de onder b genoemde oppervlakte een uiterste waarde aanneemt. Bereken de juiste waarde en onderzoek of het een maxi mum of een minimum is. Analytische meetkunde en Determinanten Tijd: 2uur 1. Geqeven is de ellips 1 a~ b~ a b 0). In de brandpunten Fen F2 van deze ellips (Fi Fo 2 c) trekt men rechten loodrecht op Fi F2; men be schouwt die snijpunten A en B van deze rechten met de ellips, die positieve ordi naten hebben. Een cirkel C raakt de ge geven ellips in A en B, Bepaal de verge lijking van deze cirkel. 2. Gegeven is de parabool y'2 2 px. P is een punt dat niet op de x-as ligt. R is de projectie van P op de x-as. De loodlijn uit P, neergelaten op de pool- lijn van P ten opzichte van de parabool, snijdt de x-as in Q. a. Bepaal de lengte van het lijnstuk QR. b. Bepaal de verzameling van die punten P, waarbij het midden van het lijnstuk PQ op de gegeven parabool ligt. 3. Gegeven is de parabool y2 2 px. P is een punt van de parabool dat niet met de oorsprong samenvalt. Q is de projectie van P op de x-as. a. Bewijs dat de cirkel die de parabool in P loodrecht snijdt en waarvan het mid delpunt op de y-as ligt, door Q gaat. b. De raaklijnen in P en Q aan de onder a genoemde cirkel snijden elkaar in S. Bepaal de verzameling van de punten S, als P de parabool doorloopt. 4. Bereken de volgende vierdegraadsdeter- minant, eventueel na herleiding tot deter minanten van lagere graad, waarbij alle elementen gehele getallen moeten blijven. Geeft telkens in het kort aan hoe een vol gende determinant uit de vorige ontstaat. 14 36 70 34 12 6 14 18 4 5 11 5 13 3 4 32 Stereometrie Tijd: I J uur 1. In een halve bol met straal R wordt een kubus beschreven en wel zo, dat de hoek punten van het bovenvlak in het opper vlak van de halve bol liggen, terwijl het grondvlak van de kubus in het platte grensvlak van de halve bol ligt. Gevraagd wordt: a. de verhouding te bepalen van de in houden van de kubus en van de bol- schijf die gelegen is tussen grondvlak en bovenvlak van de kubus: b. de verhouding te bepalen van de ronde oppervlakten van de lichamen waarin het bovenvlak van de kubus de halve bol verdeelt. 2. In een bol met straal R wordt een kegel vormig gat gemaakt en wel zodanig, dat de omtrek van het grondvlak en het top punt van de kegel in het oppervlak van de bol liggen, terwijl de as van de kegel door het middelpunt van de bol gaat. Als nu de inhoud van het overblijvende gedeelte driemaal zo groot is als die van de in de bol gemaakte opening, hoe groot is dan de straal van het grondvlak van de kegel? 3. Een middellijn van een bol met straal R is tevens hoogtelijn van een kegel, waarvan de straal van het grondvlak eveneens R is, terwijl dit grondvlak aan de bol raakt. Gevraagd wordt de verhouding te be palen van de inhouden van het deel van de kegel dat buiten de bol ligt, en van het deel van de bol dat buiten de kegel ligt. 24

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 24