tf^iteratuuroverzickt 28 In 1960 verscheen bij de Koninklijke uitgeverij van de Erven J. J. Tijl N.V. te Zwolle de Nederlandse vertaling van Jac. van der Ster van het in Polen en Palestina reeds beroemd geword enboek ,,The wall door John Hersey samengesteld uit de documenten van het Le- vinson-archief. (Het origineel bevindt zich nu waarschijnlijk nog in de bibliotheek van het Joodse Historische Instituut te New York, Madison Square 313). De Nederlandse titel is ,,De Muur". Het is hoe kan het anders een trest dagboekvierhaal ook van de ontwikkeling dei- Duitse terreur in Polen, jaren lang op een eerbied afdwingende wijze bijgehouden door een van de slachtoffers. Zijn vurige wens was, dat eens de mensheid het zou lezen Wij zijn er dankbaar voor, dat de ontdekking en openbaarmaking mede te danken is aan landmeetkundige arbeid. Zo vertelt het begin van de Proloog dit: Op een zonnige dag in de zomer na de oorlog vond een opsporingsploeg het Levinson- archief, in zeventien ijzeren kistjes en een aantal kleine pakjes begraven op de plekken waar vroeger, voordat het hele ghetto van Warschau met de grond gelijk was gemaakt, de huizen Nowolipkistraat 68 en Swientojers- kastraat 34 hadden gestaan Het gezel schap bestond uit vier overlevenden uit het ghetto, benevens een groep landmeters, een paar gemeentewerklieden met graafwerk- tuigen en een aantal regeringsambtenaren Van het khetto restte niets dan de omringen de muur. Daarbinnen was alleen maar een enorme vlakte: tientallen woningblokken, die verbrijzeld waren tot brokken kalk en steen gruis Voor het grootste deel was dat puin opgeruimd en in karren weggevoerd, alsof zelfs de ruïnes van het Jodendom aanstoot hadden gegeven. Van de duizenden huizen, die eens op deze grond gestaan hadden, was maar én gebouw overeind gebleven; het was heel toepasselijk de gevangenis in de Gensia- straat Het was nu de taak van de opsporingsploeg om te proberen daar niet alleen de ligging te vinden van twee speciale, niet meer be staande gebouwen, maar ook van de binnen plaatsen die er bij hadden gehoord: op die binnenplaatsen moest men zoeken naar de plaats waar het Levinson-archief begraven was Het was een geluk, dat de speurders van te voren over drie aanwijzingen beschik ten: een brief, geschreven door Noach Levin- son zelf en gedateerd 5 november 1942, die hij aan de Hechalutz-koeriers had meegege ven, een aantekening van Rachel Apt, die zij kort na haar ontsnapping ut het ghetto had gemaakt en notities in het Duits van een on dergrondse Duitse koerier Op de morgen van het onderzoek trianguleer- den de landmeters, gewapend met de drie documenten, vooroorlogse kaarten van de wa terleiding en een vizierlineaal, de torenspits van de St. Jans Kathedraal, de noordkant van de gevangenis in de Gensiastraat en de wol kenkrabber op het Napoleonplein. Langzaam kwamen zij dichter bij hun doel. Het was nog geen tien uur, toen de opzichter, die met zijn driepoot op een kleine verhoging van bak stenen stond, zijn schouders ophaalde en zei: „Probeer het hier maar eens." De gravers ruimden het puin weg dat op die plaats lag en ontdekten, dat zij zich inderdaad op een voor malige binnenplaats bevonden. Met houten hamers sloegen zij lange dunne staven in de grond, todat nog vóór twaalven - een der werklui op één der kistjes in de Swientojers- kastraat stootte. De verzameling in de Nowo lipkistraat werd half in de middag ge vonden W. K. Uit: John Steinbeck, Tortilla Flat. (In de Nederlandse vertaling van A. Prins uitge geven door De Bezige Bij te Amsterdam.) Dit is een verhaal van de paisano's, een meng sel van Spaans, Indiaans, Mexicaans en Kau- aksisch bloed De paisano's van Steinbeck wonen in de bo- venwijk van Monterey, aan de voet van een heuvel. De wijk heet Tortilla Flat, hoewel zij helmaal niet „flat" is. Ons citaat behandelt het zoeken naar een mystieke schat op St. Andreas-avond. Het was al laat, toen één van de paisano's wees naar drie bomen op een rij. „Daar," zei hij. They searched about until they found the de pression in the ground. There was a little moonlight to guide them, for this night the sky was free of fog. Big Joe abhorred the whole principle of shoveling. The line of the moving shovel was unattractive. The end to be gained, that of taking dirt from one place and putting it in another, was, to one who held the larger vision, silly and gainless. A whole lifetime of shoveling could accomplish pratically nothing. Big Joe's reaction was a little more simple than this. He didn't like to shovel. He had joined the army to fight and had done nothing but dig.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 28