A 7 7 1 44 Als men optische afstandmeting toepast, zal daarentegen de bovengestelde vraag meestal bevestigend beantwoord kunnen worden. Bij polygonering over wisselend terrein zal om deze reden dan ook vaak aan de laatste meet methode de voorkeur moeten worden gegeven, zoals op blz. 76 in dc Handleiding voor de technische werkzaamheden van het Kadaster aangegeven is en ook bij onze dienst in de praktijk werd beproefd (zie het artikel in Geodesia van april 1960). We zullen nu achtereenvolgens nagaan, hoe de schaalfout de berekening beïnvloedt van een meetpunt, een veelhoekspunt en een knooppunt. Bij de berekening van een meetpunt volgens de gebruikelijke methode vindt eliminatie van de schaalfout plaats, want bij de bepaling van p en q delen we door een gemeten lengte en bij de berekening van de coördinaten ver menigvuldigen we weer met een gemeten maat. Welke invloed de schaalfout uitoefent op de berekening van een veelhoekspunt zullen we aan de hand van fig. 1 nagaan. Figuur 1 Het beginpunt A en het eindpunt E van een polygoon A, B, C, D, E zijn in coördinaten bekend. AB', B'C', CD', E/E' zijn de gemeten lengten der zijden. Omdat de juiste lengten der veelhoekszijden verkregen worden door de gemeten lengten te vermenigvuldigen met de factor 7, is AB AB' BC B'C' CD C'D' DE D'E' - AE:AE' il: 1. Om de factor 7 te bepalen kunnen we nu als volgt te werk gaan: We berekenen uitgaande van A met behulp van de gemeten lengten de coördinaten van E'vervolgens de afstand AE en AE' uit coördinaten en tenslotte X als quotiënt van AE en AE' In plaats van met een factor X werkt men ook wel met een correctiefactor /\X 7-1. In ons geval berekenen we dan AE AE' E'E AE' AE' We bepalen dan E'E in millimeters en AE' in hectometers, waarna A X het aantal mm per hm oplevert dat bij iedere lengte gevoegd moet worden. Meestal volstaat men er bij de veelhoeksver effening echter mee om de afstand E'E ont bonden te laten in de sluittermen [x XE XE. en A Ye YE,. f f Uit j-^j en berekent men dan de ge tallen p en q, waarmee men elke lengte der veelhoekszijden moet vermenigvuldigen om de correcties van het bijbehorend abscissen- en ordinatenverschil te vinden. In plaats van door AE' deelt men dus door de som van de lengten der veelhoekszijden. Dit is uiteraard een goede benadering als de poly goon nagenoeg gestrekt is. Bij een sterke uitbuiging van de veelhoek zal deze benadering echter te royaal zijn. Omdat we voor AE' een te grote waarde hanteren zal de invloed van de schaalfout nu niet volledig geëlimineerd worden. De berekende polygoon zal sterker of minder sterk uitbuigen dan de werkelijke, al naar ge lang de schaalfout groter of kleiner dan 1 is. Om dit te voorkomen zullen we bij een veel hoek die sterk uitbuigt dus eerst de factor 7 of de correctiefactor A X moeten berekenen om met behulp daarvan de lengte der zijden aan te passen aan de schaal van het R.D.- stelsel. Tot nog toe hebben we buiten beschouwing gelaten, dat er naast de schaalfout der lengte meting nog andere foutenbronnen zijn die ver oorzaken dat E' niet samenvalt met E. Deze foutenbronnen veroorzaken meestal ook, dat E' niet op de lijn AE of zijn ver lengde ligt. De H.T.W. leidt daarom op blz. 213 een for mule af om A X te vinden, waarbij zij er van uit gaat, dat E' niet op AE of zijn verlengde behoeft te liggen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 10