38 deze cursus te worden toegelaten, was het noodzakelijk dat men zich eerst bekwaamde voor het toelatingsexamen, een leertijd die de kandidaten meestal doorbrachten op het dichtstbijzijnde Kadasterkantoor. Zo kwam dan dhr. Harkink in januari 1919 als ,,volon~ tair-kandidaat-landmeter" in Rotterdam te recht. U ziet wel, dat men ook veertig jaar ge leden met titels goed wist om te springen. Een volontair-kandidaat-landmeter kreeg hier door de gelegenheid wat nader in kennis te komen met de praktijk van de kadastrale veld dienst, met de afwerking van de meetresul taten en met de gang van zaken op de kan toren van de kadastrale en hypothecaire boek houding. Nu moet u zich in het bijzonder van deze kennismaking met de velddienst geen al te grote voorstelling maken. Slechts op weinig landmetersbureaus waren in die jaren de landmeters bereid en in staat hun volontairs in het voorbereidingsjaar te doen kennis maken met alle facetten van de landmeetkun dige praktijk. Hermetingen werden zelden ter hand genomen en het te geringe aantal land meters van het Kadaster had de handen al vol met de bijhoudingsmetingen, welke veel vaker dan thans naar het kleine neigden. Want in die jaren moest zelfs de kleinste bijbouw en de stichting van het geringste schuurtje, dat wat grondbelasting opbracht, in de kadastrale administratie en op de kadastrale kaart wor den verwerkt. De autobus was nog een zeld zaamheid, een auto was bij het Kadaster een ongekende luxe en meestal liep of fietste men van het dichtstbijgelegen spoorwegstation naar de te meten objecten. Dat was de land meterspraktijk die dhr. Harkink in zijn volon- tairstijd meemaakte, al op zijn eerste veld- dag daar in het wijde land tussen Gouda en Schoonhoven, meelopende naar de uren ver van elkaar verwijderde stichtingen van schu ren en bijbouwen van pleetjes, welke reg. 9- posten zo geschikt werden geacht om de volontair in te leiden vanaf het allereenvou digste in de geheimen van het kadastrale meten van die dagen. Nog veertig jaar later herinnerde dhr. Harkink zich deze eerste veld- dag: na uren lopen en kwartieren meten was het resultaat de opneming van een viertal kleine stichtingen en bijbouwtjes. Maar ook over zulk een eerste velddag, over zulk een eerste begin komt men heen. Sep tember 1919 ging de volontair met vele ande ren op voor het toelatingsonderzoek voor de Landbouwhogeschool: hij slaagde als nummer 1. En ook in de studiejaren die volgden ging alles naar wens. In februari 1923 kon het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde melden, dat voor het eerste landmetersexa men aan de Landbouwhogeschool twaalf per sonen waren geslaagd. Van de vier kandida- ten-adspirant-landmeters verkreeg F. Harkink het predikaat „met lof'' toegekend. Op 1 maart 1923, nu veertig jaren geleden, trad hij in ambtelijke dienst met als standplaats Assen, waar hij werd tewerkgesteld onder leiding van de in die dagen zeer bekende landmeter Vriend (later notaris). Want anders dan van- daag-de-dag werd een op de hogeschool af gestudeerde bij de landmeetkundige dienst van het Kadaster nog niet dadelijk voor „vol'' aangezien. Hij moest nog een stagetijd door lopen als adspirant-landmeter; en eerst na zijn examen voor landmeter werd hij geacht „klaar" te zijn voor zijn taak. Eind 1924 slaagde dhr. Harkink voor dit examen, waar na plaatsing volgde te Amsterdam. Hier leerde hij niet alleen de moeilijkheden onder kennen van het meten in de city van een grootstad, maar ook de samenwerking waar deren met een der weinige gemeentelijke land meetkundige diensten die ons land toen telde, nl. die van Amsterdam. Deze in Amsterdam opgedane ervaringen (in 1926 volgde over plaatsing naar vertrouwder omgeving, nl. naar Rotterdam), zouden hem reeds spoedig van pas komen. Voortrekker Het spreekt haast vanzelf, dat in „Geodesia" vooral de relatie wordt belicht van ir. Harkink met de beoefenaren der lagere geodesie. Reeds vroeg in zijn ambtelijke loopbaan leert het kadastrale wereldje hem kennen als voor trekker op dit gebied. In 1925 lid geworden van de Vereniging voor Kadaster en Land meetkunde zien we hem al in de jaarverga dering van 1928 als pleitbezorger van een betere samenwerking tussen Kadaster en Ge meenten niet alleen, maar ook als propagan dist voor een onderzoek naar de samenstel ling, bekwaamheid en outillering van het ge- meentepersoneel, belast met landmeetkundige werkzaamheden. Onderzoek, noodzakelijk voor de beoordeling van de wijze waarop en in hoeverre hierin verbetering kan worden verkregen door de aanstelling van behoorlijk opgeleid personeel. Vasthoudend gelijk dhr. Harkink geheel zijn loopbaan is geweest, kreeg hij van de verga dering gedaan dat hem in samenwerking met landmeter L. Bakker uit Arnhem en met de latere professor Tienstra, werd opgedragen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 4