Als voor deze tijd geschreven is de visie op
het hoe en het waarom van deze kaarten:
In hoofdzaak moet er op zijn voorgesteld het
uitgebreide net van vaste punten, de eigen
domsgrenzen en de voornaamste gebouwen,
met voor het platteland andere blijvende en
scherp aangegeven vaste verkenningselemen
ten, terwijl de technische uitvoering zodanig
39
een rapport hierover uit te brengen. Binnen
een jaar was dit rapport er, dat steunde op
een groot aantal ingewonnen berichten uit het
gehele land.
Van een georganiseerde samenwerking tussen
Kadaster en Gemeenten was toen haast nog
geen sprake. Op enkele plaatsen verschafte
de gemeente enig materiaal ter verzekering
van de zgn. „vaste punten", elders (zoals in
Eindhoven) stelde men voor bepaalde pro
jecten (hermetingen) gemeentelijke meetar-
beiders beschikbaar. Slechts Amsterdam en
Haarlem beschikten over goed onderlegde
landmeetkundigen, met wie het mogelijk was
eikaars werk op juiste waarde te schatten en
landmeetkundige gegevens met elkaar uit te
wisselen.
Met een achteraf bekeken ontstellende duide
lijkheid kwam uit de bij dhr. Harkink binnen
komende inlichtingen de toen (35 jaar ge
leden) al grote vraag van het maatschappelijk
leven naar technisch juiste kadastrale kaarten
naar voren. Allerwegen werd toén reeds ge
voeld, dat het kaartenmateriaal van het Ka
daster grondige verbeteringen behoeft, tenge
volge van het feit dat door een verkeerd toe
gepaste zuinigheid niet is meegegaan met de
steeds hogere eischen, die de Maatschappij
stelt. Naarmate de bevolkingsdichtheid toe
neemt, (aldus de samenstellers) zal de be
hoefte aan goede kaarten zich steeds meer
doen gevoelen.
In onze tijd waarin wéér de dringende urgen
tie van de hermeting van Nederland in de be
langstelling staat, is meer dan actueel het oor
deel uit het rapport van 1929, dat het Kadas
ter voor deze betere kaarten móét zorgen, om
dat:
1het Kadaster het officiële geodetische insti
tuut is, dat van zijn oprichting af, hiervoor
heeft getracht te zorgen;
2. het Kadaster over den uitgebreiden schat
van gegevens omtrent de ligging van de
eigendomsgrenzen beschikt;
3. het Kadaster zijn bemoeiingen uitstrekt
over het geheele land, hetgeen de unifor
miteit bevordert;
4. de methoden bij het Kadaster op een lan
gen levensduur zijn ingesteld.
moet zijn, dat uit het grote geheel naar wille
keur ieder onderdeel op een gewenste grotere
schaal kan worden gekaarteerd. Alle open
bare lichamen en ook particulieren zullen der
gelijke basiskaarten door eigen personeel kun
nen doen aanvullen door opmeting in dezelfde
meetkundige grondslag van al die voorwer
pen welke voor hen van bijzonder belang zijn.
Van nog groter belang voor de groep middel
bare ambtenaren zou de mening zijn die in
het rapport werd ontwikkeld t.a.v. de uitvoe
ring van dit gigantisch werk: de samenstellers
propageerden de indienstneming van lager
ontwikkeld personeel voor de uitvoering van
deze hermetingen.
Hier, in dit rapportdeel, werd dan voor het
eerst de aanduiding ,,veldassistenten" neer
geschreven, een naam die in de latere jaren
met een zekere gretigheid door anderen werd
overgenomen en lange tijd de betrokken mid
delbare meetkrachten bovenmatig heeft geïr
riteerd.
Al mogen dan de gedachten uit 1929 bij de
verantwoordelijke departementale instanties
weinig effect hebben gesorteerd, dit beteken
de niet dat de ideeën van de opstellers, ver
werkt in de conclusies, door dhr. Harkink wer
den losgelaten. Vijf jaren later kreeg hij mid
dels zijn secretarisschap van de Commissie-
Fortuin gelegenheid deze ideeën over de ver
betering van de vakkennis der „landmeetkun
dige assistenten", werkzaam in dienst van ge
meenten of andere overheidsorganen, nog
eens naar voren te brengen. In deze Commis
sie werden de grondslagen gelegd voor de
huidige N.L.F.-examens, zoals deze in 1942
werden uitgewerkt door een studiecommissie
uit de Nederlandse Landmeetkundige Fede
ratie, in welke commissie ook alweer land
meter Harkink zitting had.
Cursus-Harkink
Menigeen der oudere lezers zal nog wel
weten, dat vóór 1933 de huidige landmeetkun
dige ambtenaren van het Kadaster in dienst
konden worden genomen middels een verge
lijkend examen. Gebruikelijk was (wilde men
althans een goede kans maken, dan móést
men wel zo doen), dat de kandidaat in de
leer trachtte te komen bij een landmeter of
een tekenaar van het Kadaster, die dan tegen
betaling de opleiding voor het examen op
zich nam. In de donkere jaren rond 1930
waren het meestal H.B.S.-sers die ondanks
het steeds slechter wordende aanvangssala
ris trachtten de veelbegeerde baan van Teke-