u
Lt
m
mmti
jfmm
jmw
VifiwPKr
ooooooooooooooo
11
83
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
6
O
O
0 0
(pi
^1
0
0
fig. 11
Registratie van Barcheck
naald dienovereenkomstig gewijzigd. Deze
barcheck wordt steeds direct voor en na de
opneming gedaan. Voor elk merk echolood
apparaat bestaat ook een formule aan de hand
waarvan de omwentelingssnelheid van de
aandrijfmotor van het toestel bepaald kan
worden door de temperatuur en het zoutge
halte van het water op te nemen en in deze
formule te verwerken. De barcheck verdient
echter, wat betrouwbaarheid betreft, verre de
voorkeur.
2-3 Het uitwerken
Op dezelfde wijze als dit aan boord van de
peilvlet gebeurt, worden de slagen eerst nauw
keurig gekaarteerd, waarna zij op transparant
papier met potlood tezamen met het coördi-
natennet in inkt van het kaarteerblad worden
overgenomen. Op dit transparant worden
deze slagen met potlood in vijftig voet inter
vallen verdeeld. Intussen zijn op de papier
strook de waterstanden, welke tijdens de op
neming op een peilschaal om de vijf minuten
waren waargenomen, ingetekend, nadat eerst
de barchecks voor en na de opneming gecon
troleerd waren. Hierna worden de afstanden
tussen de „fixes'" op overeenkomstige wijze,
zoals dit op het transparant is gebeurd, recht
lijnig in vijftig voet intervallen verdeeld. Bij
het aflezen van de diepten wordt de nullijn
van de schaalverdeling de afleesschaal is
een stuk kodatrace van ongeveer 25 cm
lengte, waarop over de volle lengte een voet
verdeling is aangebracht op de lijn die de
waterstand aangeeft, gelegd en wordt de
diepte van elke verdeling tot op drie inches
nauwkeurig geschat. Deze diepten worden in
inkt op de overeenkomstige verdelingen op
het transparant bijgeschreven, waarna dit
transparant verder als kaart kan worden af
gewerkt.
2-4 Doel van de opneming
De dieptekaart dient ten eerste om de schip
per van de zuiger in te lichten, waar de con
tractuele diepte reeds bereikt is in het bagger-
gebied. Voor dit doel kunnen op de kaart
dieptelijnen getekend worden.
Het tweede doel van de lodingen is om een
berekening van de hoeveelheid verzette grond
te kunnen maken. Hiervoor moet in een van
te voren vastgelegd systeem van dwarsprofie
len (bijvoorbeeld om de 100 voet) op regel
matige afstanden in deze profielen (bijvoor
beeld om de 50 voet) een dieptecijfer bepaald
worden. De verlangde hoeveelheden kunnen
dan volgens eenvoudige rekenregels wor
den berekend. Het is duidelijk dat lang niet
alle lodingsslagen precies over van te voren
vastgelegde dwarsprofielen zullen lopen.
Daarom worden deze diepten in de profielen
eerst -waar nodig op de peilkaart door
interpolatie tussen de lodingsslagen bepaald.
Daarna kunnen deze diepten voor elke op
neming opnieuw op van te voren vervaar
digde dwarsprofielen ingetekend worden en
aan de hand van deze profielen de berekening
worden gemaakt.
Wegens plaatsgebrek is de rubriek „Wat is en wat doet de landmeetkundige dienst van
niet opgenomen
DE REDACTIE