114 gen: ,,Is de studie voor geodetisch ingenieur, G. F.) misschien te theoretisch of te abstract? Is het misschien gewenst, dat de studie zich meer op de praktijk instelt? Kan de leiding van ons dienstvak tevreden zijn over de prestaties van de landmeters en is er ook een oorzakelijk verband tussen de geestelijke instelling ten opzichte van het werk en de geleverde prestatie? Hoe heeft de afschaffing van de districten gewerkt ten op zichte van de animo, het verantwoordelijk heidsgevoel en de prestaties van de land meter?" Uit het antwoord van de voorzitter van de Commissie de heer F. Greve stippen we aan: „Het spreekt vanzelf, dat ieder van ons over bepaalde onderdelen van onze opdracht al een min of meer vaststaande mening heeft gevormd. Maar we moeten allen de ernstige wil en de zedelijke moed hebben niet eenmaal, maar zo nodig meermalen, een eenmaal inge nomen standpunt te verlaten De Commissie begon haar 'taak met uitge breide voorstudies die zij beschouwt als het „fundament van het rapport" en vanwaaruit weer het gebouw van de personeelsformatie is ontworpen. De opzet van het rapport is als volgt: Hoofdstuk I: Inleiding: 4 bladzijden. Hoofdstuk II: Voorstudie: 55 bladzijden. Hoofdstuk III: Grondslagen van de perso neelsformatie: 4 bladzijden. Hoofdstuk IV: Opzet van de personeelsfor matie: 20 bladzijden. Hoofdstuk V: Voorstellen over recrutering, opleiding en rangindeling van het personeel: 3£ bladzijden. Hoofdstuk VI: Conclusies: 2 bladzijden. Als bijlage is dan nog toegevoegd een nota van het lid de heer W. L. Lievaart, ingenieur bij de dienst van openbare werken van de gemeente Rotterdam: 3 bladzijden. Uit de in deling van het werkstuk valt direct de ruime plaats op, die wordt ingenomen door de voor studies, die duidelijk maakt, dat het antwoord op de vraag of er een middelbare rang moet zijn tussen de ingenieur en de tekenaar alleen op min of meer wetenschappelijk verant woorde wijze kan worden benaderd. Onder delen van dit hoofdstuk II, zoals „organisatie en personeelsbezetting van de kadastrale landmeetkundige diensten in het buitenland" „Personeelsformaties bij andere landmeet kundige diensten in Nederland" en „De perso neelsformatie bij de belastingdienst"getuigen er van dat de Commissie de landmeetkundige dienst van het kadaster niet zelfstandig heeft gezien. Naast deze uitvoerige beschouwingen komt dan het fundament van het gebouw (Grondslagen), dat met zijn vier bladzijden het bouwwerk van 20 bladzijden heeft ge schraagd. Hoe het zij: we zullen ons moeten beperken tot het typeren van enkele hoofd stukken om tenslotte te komen tot een con clusie ten aanzien van de betekenis van een toekomstbeeld, zoals het tien jaren geleden werd gezien. Zeer terecht heeft de commissie zich hierbij afgevraagd: wat is het doel van het kadaster, omdat deze doelstelling het uit gangspunt zou moeten zijn voor haar studie over de personeelsformatie. Welnu, de for mulering van deze doelstelling is voor een geodeet nogal merkwaardig. Zij luidt: a. een betrouwbare en voldoend nauw keurige grondslag te leveren voor de ver wezenlijking van het specialiteitsbeginsel in ons stelsel van openbaarheid der zake lijke rechten op de grond; b. een billijke regeling van de grondbelas ting mogelijk te maken; c. met inachtneming der sub a en b genoem de belangen: te voorzien in andere van overheidswege aan te wijzen behoeften. Men ziet het: deze definitie zou van een jurist (bewaarder) kunnen zijn. Mr. Ir. S. M. Meelker noemde in zijn voor dracht op 7 juni 1956, gehouden te Amster dam op het 16e congres van de N.L.F., even als het toenmalige hoofd van de Directie Ka daster en Hypotheken W. F. Stoorvogel een half jaar eerder voor de N.V.F. (Ned. Ver. voor Fotogrammetrie)de volgorde aldus: 1. de fiscale doelstelling. 2. de juridische doelstelling. 3. de planologische doelstelling. Voor een goed begrip van het rapport is het goed dit verschil te constateren. Misverstaan is niet mogelijk, omdat het rapport nog eens nadrukkelijk vaststelt: „punt a is het hoofd doel en moet in de gevallen van onverenig baarheid met punt b voorrang hebben". Over de planologische doelstelling zegt de commis sie: „Onder punt c zijn onder te brengen de dienstverleningen met een meer incidenteel en tijdelijk karakter". In haar „voorstudies" heeft de Commissie ook betrokken de uitslag van een in 1949 door het bestuur van K. en L. gehouden enquête, waar in geconcludeerd werd: „Het aantal land meetkundig-ambtenaren A waarvoor een blijvende taak zou zijn bij de bijhoudings- dienst, wordt geschat op 24", m.a.w. dat naar het oordeel van de leden, maar een be'trek-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 12