117
feiten geconstateerd (Tijdschr. v. K. en L.
1962/5):
,,Het was duidelijk dat ook de verhoging van
de maatschappelijke positie van de landmeter
slechts mogelijk was, wanneer een middel
bare kracht een deel van zijn taak zou kun
nen overnemen. In 1955 werd dan ook be
sloten de studierichting landmeetkunde aan
de H.T.S. te Utrecht in te stellen. Dit laatste
echter niet zonder bezwaren uit bepaalde
kadastrale kringen. Op het ogenblik, zes jaar
na de invoering van deze opleiding, mag het
experiment, de inschakeling van de z.g. vol
ledig middelbare kracht, geslaagd heten. De
personeelsopbouw bij het kadaster is continu
geworden (dus lager, middelbaar en hoger
personeel) en meer in overeenstemming met
het gebruikelijke patroon". En verder: ,,In
verband met de wijziging van de taakver
deling bij het kadaster zal het aantal land
meters geleidelijk aan teruggebracht worden
tot een aantal van 130 a 140".
Het rapport vermeldt voorts: ,,In het alge
meen is men van oordeel dat bij het kadaster
de geodetisch ingenieur nog te veel een uit
voerende taak heeft. Sinds 1957 worden tech
nisch ambtenaren in dienst genomen, die een
groot deel van deze taak van de landmeter
overnemen. Verwacht kan worden dat over
vijf jaar het gewenste aantal technisch amb
tenaren aanwezig zal zijn, zodat dan de geo
detisch ingenieur zich uitsluitend kan bepalen
tot de taak, welke hem nu reeds in principe
is toebedeeld en die in hoofdzaak een organi
satorische en leidinggevende is".
Inmiddels heeft dit rapport van de (zes) stu
denten gediend als documentatie voor een
symposium georganiseerd door het Land
meetkundig Gezelschap ,,Snellius", waarvan
men in het Tijdschr. voor K. en L. van 1963/1
een verslag kan vinden onder de titel: ,,De
toekomst van de geodetisch ingenieur"In
teressant is dat bij deze gelegenheid een vraag
werd gesteld over dezelfde materie als het
door ons besproken rapport „Greve". De
vraag (van Ir. E. R. Bosman) luidde: Wat
denkt het forum van het huidige salaris- en
personeelsbeleid bij het kadaster, waarbij wij
o.a. denken aan het aantal H.T.S.-ers en geo-
detisch-ingenieurs dat jaarlijks in dienst
wordt genomen, het verstrekken van z.g.
kadasterbeurzen aan studenten voor geo
detisch ingenieur en de promotiekansen van
de geodetisch ingenieur bij het kadaster in
vergelijking tot andere academici in Rijks
dienst?" En nu het antwoord:
Het lid van het forum, de heer Mr. ir. S. M.
Meelker (voorzitter was Prof. ir. G. J. Bruins)
meent deze vraag heel kort te kunnen beant
woorden met: gunstig. Hij vindt de verschil
len in salaris en promotiekansen met andere
diensten in het algemeen zeer gering en van
weinig belang. De z.g. kadasterbeurzen zijn
niet principieel. Het gebrek aan personeel is
destijds een zakelijke overweging geweest de
beurzen in het leven te roepen. Zodra dit ge
brek is opgeheven, worden de kadasterbeur
zen afgeschaft. Dit zal waarschijnlijk zeer
binnenkort het geval zijn. Door de aanstelling
van middelbare krachten is het aantal inge
nieurs dat het kadaster nodig heeft minder
geworden. Dat wil zeggen: het aantal van ca.
200 landmeters, dat het kadaster voorheen in
dienst had, wordt geleidelijk teruggebracht
tot ca. 130 geodetisch ingenieurs. Op het
ogenblik beschikt het kadaster over ca. 180
civiel-landmeters en geodetisch ingenieurs.
Ook de vraag van TPoelstra hield ver
band met het onderwerp van het onderhavige
rapport „Greve".
Vraag: Is het forum van mening, dat de grote
hoeveelheid gespecialiseerde wetenschappe
lijke kennis van de geodetisch ingenieur nood
zakelijk is, m.a.w. dat de taak van de geo
detisch ingenieur bij het kadaster in overeen
stemming is met zijn opleiding?
Antwoord: De heer Meelker antwoordt op
het tweede gedeelte van deze vraag, dat het
kadaster zich in een overgangsfase bevindt.
Het werk van de landmeter wordt voor een
groot gedeelte overgenomen door de tech
nisch ambtenaar. Zolang het kadaster zich
in deze overgangsfase bevindt, zal de geode
tisch ingenieur werk doen, dat beneden zijn
niveau ligt. Voor zijn leidinggevende functie
heeft de ingenieur echter een surplus aan ge
specialiseerde kennis nodig. Ook al zal hij
die kennis niet dagelijks hoeven te ge
bruiken.
Met deze twee rapporten en de antwoorden
op de vragen bij het gesignaleerde symposium
gehouden mogen we ons thans afvragen hoe
het mogelijk is, dat in een periode van één
decennium een zo grote verandering valt
waar te nemen over opvatting, waardering en
mogelijkheden van werk en personeel.
Allereerst zij vastgesteld dat deze verande
ring zich niet plotseling heeft voltrokken, zelfs
niet in de laatste tien jaren, maar dat we kun
nen spreken van een logische en consequente
ontwikkeling, die men misschien vertraagd
kan noemen, maar volkomen in de verwach
ting lag en waarvan de voltooiing niet is
tegen te houden.